Hij gaf geen antwoord, maar zijn gezicht vertoonde een vastberaden uitdrukking. Had hij zijn moeder zoveel pijn gedaan dat hij de rest van zijn leven eraan wilde besteden het goed te maken?
Hij draaide zich om en streek over haar wang. ‘Ik ben te moe om het portier voor je open te houden. Vergeef me mijn slechte manieren en zie dat je wat slaap krijgt.’
Dat laatste had als een vriendelijk bevel geklonken, maar de rest? Er was iets veranderd tussen hen. Had ze te veel vragen gesteld? Ze had nog niet half zoveel gevraagd als ze van plan was geweest als ze de kans had gehad. Daarom, en vanwege haar eigen plannen, had ze ook nee gezegd tegen zijn voorstel. Ze kenden elkaar werkelijk niet, en hoe kon je iemand leren kennen anders dan door vragen te stellen?
Als ze tenminste beantwoord werden...
Er tolden zoveel gedachten door haar hoofd dat ze betwijfelde of ze zou kunnen slapen, maar haar hoofd raakte nauwelijks het kussen of ze zakte weg in vergetelheid.
Tegen middernacht werd ze hongerig wakker. Ze trok haar badjas aan en stommelde naar de keuken. Siam zat op de vensterbank en keek naar buiten. Er zat nog water in zijn bakje, maar de kattenbrokjes waren op. Ze maakte een blikje zalm open, deed de helft ervan op een toastje, en gaf de andere helft aan hem.
‘Diep in mijn hart hou ik van hem,’ zei ze tegen Siam, die nu langs haar benen streek. ‘Maar houdt hij ook van mij? Verbergt hij het achter uitspraken als “Ik vind dat we moeten gaan trouwen”?’
Ze wist het niet, maar trouwen zonder liefde betekende het op een na beste accepteren. Het was hetzelfde als verpleegster zijn, terwijl ze veel liever arts had willen worden. Natuurlijk was verpleegster een prachtig beroep en het schonk haar veel voldoening, maar het was niet haar droom.
Hetzelfde gold voor trouwen zonder liefde: dat onstuimige, bedwelmende, allesoverheersende gevoel dat ze maar één keer eerder had ervaren. Het was niet goed voor haar.
Nadat ze alles nog eens aan Siam had uitgelegd, die geduldig luisterend op de vensterbank zat, ging ze terug naar bed. Dit keer kwam de slaap echter niet. Na een tijdje stond ze op, trok een oud zwempak aan, pakte een handdoek, en liep naar het strand.
Toen ze jong was, was zwemmen om middernacht een heimelijk, gedurfd avontuur geweest, maar nu ging ze vaak in het donker zwemmen. Het ontspande haar. Uit veiligheidsoverwegingen bleef ze in het ondiepe gedeelte.
Toen ze moe uit het water kwam, zat Sam op het strand op haar te wachten. ‘Aan het geplas te horen dacht ik al dat jij het was. Lange slagen, Megan, en niet spatten.’
Met grote ogen keek ze hem aan. ‘Was je er al toen ik ging zwemmen?’ vroeg ze. ‘Ik heb je niet gezien.’
‘Ja, ik zwom een eindje uit de kust.’
‘Dat is gevaarlijk, vooral alleen ‘s avonds. Wat gebeurt er als je kramp krijgt?’
‘Wie zou het iets kunnen schelen en wie zou het merken als ik niet terugkom van het zwemmen?’
‘Mijn hemel, wat heeft dit te betekenen? Zelfmedelijden, Sam? Wil je getroost worden? Moet ik je geruststellen dat je leven er wel degelijk toe doet? Of ben je weer zeventien en doe je het voor de kik?’ Ze pakte haar handdoek, die naast hem lag, schudde het zand eruit en sloeg hem om haar schouders. De nachtlucht liet haar huiveren.
‘Of om je moeder te kwetsen?’ Instinctief had ze zelf het juiste antwoord gegeven, besefte ze. Ze ging naast hem in het zand zitten en fluisterde: ‘Daarom heb je het toen gedaan, hè?’
‘Sinds ik terug ben, vallen alle stukjes op hun plaats,’ zei hij zacht. ‘Een laatste zwempartij, een soort laatste boetedoening. Megan, als ik bedenk -’
‘Je was gekwetst, Sam, daarom sloeg je terug. Niet erg bewonderenswaardig, maar begrijpelijk als je zeventien bent. Maar is er wat veranderd? Ben je iets over je vader te weten gekomen waardoor het nu wel in orde is om me te kussen?’
In de lange stilte die volgde telde ze veertig golven die op het strand sloegen.
‘Na de dood van mijn moeder moest ik haar papieren doornemen, verzekeringspolissen, bankafschriften, en meer van dat soort dingen. In een oude chocoladedoos zaten brieven met een blauw lint erom. Hoe sentimenteel kan een mens worden? Het waren brieven van Daryl Westwood.’
Hij zweeg alsof ze die naam had moeten kennen, maar hoewel ze vaag van een familie met die naam had gehoord, deed de naam Daryl geen belletje rinkelen.
‘Jij hebt niet op de Bay High School gezeten, daarom zegt die naam je niets. Voor mij was hij een held! Het laatste jaar was hij klassenaanvoerder, captain van het cricket- en het rugbyteam, beste debater, de beste van zijn klas, en volgens de overlevering een prima kerel, al wordt zoiets naderhand vaak mooier voorgesteld dan het was.’
‘Nou en?’ vroeg ze, en weer telde ze veertig golven.