Nadat ze het over een struik had gehangen, zocht ze de schaduw weer op. Het verkoelende effect van zijn zwempartij verdween weer toen hij in gedachten het zwarte ondergoed om haar rijpe, zinnelijke lichaam in zijn gevlekte, vuile hemd zag.
Hij ging in het zand zitten, met zijn voeten in het water.
‘Ik heb je hemd even geleend,’ zei ze, terwijl ze naast hem kwam zitten en haar lange benen in het water stak. Het leek wel of ze weer tien waren en de beste maatjes, volledig ontspannen en op hun gemak.
Behalve dat hij allerminst op zijn gemak was. ‘Dat is goed,’ bracht hij uit. ‘Leuk ondergoed heb je aan!’ Meteen had hij spijt van zijn woorden, maar gelukkig lachte ze.
‘Ik had me net zo goed uit kunnen kleden,’ gaf ze toe. ‘Eerlijk gezegd is het van Libby.’
‘Draag je het ondergoed van Libby, je nichtje?’
‘Nee, ik bedoel niet letterlijk het ondergoed dat zij draagt. Hemeltje, je kent haar toch, ze zou me vermoorden. Ze ontwerpt ondergoed en ik krijg alle monsters en mislukte proefexemplaren. Gratis ondergoed. Het is niet veel, maar alle beetjes helpen.’
Hij was blij dat ze haar ondergoed niet bij een man kocht. Zijn verlangen het nog eens te zien, op haar lichaam, om het langzaam uit te trekken...
Opeens drongen haar woorden tot zijn benevelde brein door. Geschrokken herhaalde hij: ‘Het is niet veel, maar alle kleine beetjes helpen?’ Hij draaide zich naar haar toe. ‘Heb je daarom het huis van je ouders niet gekocht? Je woonde er toch? Heb je financiële problemen? Kan ik je helpen?’
Ze glimlachte, maar haar gezicht bleef koel. Het was een glimlach die je hart kon breken, als degene voor wie hij bestemd was een hart had, tenminste.
Hoe dan ook, het deed pijn. Zo erg dat hij zijn arm om haar heen sloeg en haar tegen zich aan trok. ‘Meg?’ Het was bedoeld als een bevestiging van hun vriendschap, maar het klonk eerder als een vraag.
Terwijl ze over het meer uitkeek, bestudeerde hij haar profiel. Er gleed een traan over haar wang.
‘Meg?’
Ze veegde de traan weg en probeerde te glimlachen. ‘Ik had het moeilijk vanochtend. Baby’s doen me iets,’ zei ze, en ze staarde weer over het meer.
‘Heb je een kind verloren?’
Zonder te vragen hoe hij het wist, knikte ze. Toen hij haar nog dichter tegen zich aan trok, schoof ze niet weg, maar liet haar hoofd tegen zijn schouder rusten. Langzaam, bijna emotieloos, begon ze te praten.
‘Ze is geboren met een afwijking aan de linker hartkamer. Charles, mijn man, en ik hadden net ons eerste jaar medicijnen achter de rug, we moesten nog drie jaar. We trouwden omdat ik zwanger was. Achteraf gezien was dat dom. Na de geboorte van de baby kregen we problemen en zijn we uit elkaar gegaan. De artsen in Brisbane wilden niet opereren. Ze zeiden dat ze niet sterk genoeg was voor een openhartoperatie maar je kent me, ik kan vreselijk koppig zijn.’
Zwijgend hield hij haar in zijn armen, bang de betovering te verbreken, bang dat ze niet verder zou vertellen...
Was ik maar met haar naar Melbourne gevlogen, naar het kinderziekenhuis,’ fluisterde ze, vol zelfverwijt. ‘Ze is geopereerd, in Norwood. Zes weken later is ze gestorven.’
‘O, Meg, liefste!’ Hij draaide haar om en drukte een kus op haar hoofd. Onmiddellijk klampte ze zich aan hem vast.
Lang bleven ze zo zitten. Zijn lichaam wilde meer dan alleen troosten. Toch lukte het hem zich te beheersen, tot ze haar hoofd ophief en hem met haar heldere, groene ogen aankeek. ‘Sam?’ fluisterde ze zacht. Het was een dankbetuiging en tegelijk een vraag. Nauwelijks was zijn naam over haar lippen, of hij drukte er een kus op.
Alle frustratie van dertien jaar balde zich samen in die kus. Toch hield hij zich in. Langzaam verkende hij haar mond, kuste haar slapen, haar oogleden, haar hals. Zijn handen gleden over haar lichaam.
Ze duwde even als in afweer tegen zijn borst, maar direct daarop klauwden haar vingers hard in zijn schouders.
Langzaam trok hij een spoor van kussen naar beneden. Hij duwde het hemd opzij om de zachte ronding van haar borsten te bereiken, met de zwarte, kanten beha die haar harde tepels gevangen hield. Hij nam er een in zijn mond, en ze slaakte een kreetje. Plagend gleed hij er met zijn tong omheen en zoog erop, door het kant heen.
‘Sam!’
Betekende dat ene woordje, dat wanhopige uitspreken van zijn naam, dat ze hem smeekte door te gaan? Dat haar lichaam in brand stond en dat ze zo naar hem hunkerde dat ze beefde van verlangen?
Dat alleen hij haar pijn kon uitbannen?
Dat alleen hij haar vergetelheid kon schenken?
Opnieuw kuste hij haar. Zijn ene hand speelde met haar tepel en zijn andere baande zich een weg tussen haar benen, schoof het nutteloze, zwarte slipje opzij, op zoek naar het magische plekje waar alle opwinding samenkwam. Hij streelde haar tot ze het uitschreeuwde en om bevrijding smeekte.