Joe was gaan zitten en verzekerde zijn kameraad dat hij oké was. De grote man brulde, hij moest en zou lopen.
Megs blik gleed van Simon, klein, gedrongen, bijna vijftig, naar Sam, die weliswaar sterk en gezond was, maar naast deze beer van een man wel een dwerg leek.
‘Loop jij maar met hem mee, dan help ik Simon met de brancard,’ stelde ze voor. Simon leek het geen goed idee te vinden, maar toch stemde hij toe. Er waren twee man voor nodig om de grote man overeind te hijsen.
‘We hadden hem een verklaring moeten laten tekenen dat het niet onze schuld is als hij dood neervalt,’ zei Simon tegen Meg, terwijl ze de brancard met Joe optilden. ‘Sam ook trouwens! Als hij op Sam valt, verplettert hij hem.’
‘Maar als hij zegt dat hij kan lopen, voelt hij zich goed,’ wierp ze hijgend tegen. Het zachte zand bemoeilijkte het dragen van de brancard behoorlijk.
‘In de loop der jaren, heb ik het nodige gezien,’ zei Simon. ‘Mensen die net zo helder en goed bij hun hoofd zijn als jij en ik lopen gewoon rond en vallen dan ineens dood neer.’
‘Hé, je hebt het wel over mijn maat,’ protesteerde Joe.
‘Hij is oké. Volgens mij is zijn kop zo hard dat hij niet eens kan barsten. Hij was gewoon even de kluts kwijt,’ stelde Simon hun patiënt gerust.
Was dat wel zo? Ze betwijfelde het. Ze was blij dat Sam mee was gegaan. Alleen had ze dit nooit kunnen oplossen. Hoewel...
Simon bracht haar twijfels onder woorden.
‘Je snapt dat ik jullie niet alle vijf tegelijk mee kan nemen,’ constateerde hij. ‘De verwondingen van Joe lijken het minst erg dus ik kan Joe en jou of Joe en Sam achterlaten, maar ik vrees dat die grote het er niet mee eens zal zijn dat we een van zijn kameraden hier laten. Ik kan hem alleen meenemen als hij rustig is. Als Sam hem een kalmerend middel geeft, kan ik ze alle drie naar de Bay vliegen. Het is maar een klein eindje en daar zijn genoeg mensen om naar hem te kijken en hem tegen te houden als hij dwars gaat liggen. Ze kunnen scans maken en, indien nodig, kan hij per ambulance naar de stad worden vervoerd. Intussen ga ik een andere verpleegster of arts ophalen om de andere twee naar de stad te begeleiden. Dan tank ik en vlieg ik terug om jullie op te pikken.’
Ze moest er even over nadenken, maar hoe ze het ook wendde of keerde, Sam en zij zouden hier een paar uur met zijn tweeën moeten blijven.
Nadat de helikopter vertrokken was, begon ze haar warme, met bloed bevlekte overall uit te trekken. Om niet in het opdwarrelende stof te staan, waren ze naar de bosrand gelopen.
‘Zullen we gaan zwemmen?’ stelde hij voor.
Ongelovig keek ze hem aan. ‘Ben je gek geworden? We hebben geen badpakken en handdoeken bij ons.’
‘Het zou niet de eerste keer zijn dat we in ons ondergoed gaan zwemmen,’ plaagde hij.
‘O, ja?’ zei ze blozend. ‘Nou ik peins er niet over.’ ‘Angsthaas!’
Ze keek hem aan. ‘Ik verbrand in de zon.’
‘Het is al vier uur. De zon is niet meer zo heet, en kijk eens naar dat koele, blauwe water.’
Door de overall had ze het gevoel in een sauna te hebben gezeten en nu transpireerde ze behoorlijk in het uniform van synthetisch materiaal.
Het koele, blauwe water zag er wel heel uitnodigend uit. Wat voor ondergoed had ze vanmorgen aangetrokken? Welk van de monsters van haar nichtje Libby had ze uit de la gegrist? De helft van haar ondergoed lag nog in de kast bij Sam, dus ze had niet veel keus gehad.
‘Ik zwem wel in mijn uniform,’ besloot ze. ‘Dan kan ik ook niet verbranden!’
Spottend keek hij haar aan.
Ze kreeg het nog warmer toen hij zijn kleren uittrok. Vlug schopte ze haar schoenen uit, leegde haar zakken, en rende naar het water. Het was zalig koel, en ondanks het belemmerende uniform, spetterde ze genietend in het rond.
Hij bleef aan de kant staan kijken hoe ze rond spetterde, onderdook en weer bovenkwam, haar natte haar op haar hoofd geplakt. De fijne lijntjes in haar gezicht werden duidelijk zichtbaar.
Net als de rest, zag hij toen ze opstond. Het natte uniform zat als een tweede huid om haar lichaam. De dikke stof was helemaal doorzichtig en toonde de zwarte driehoekjes van de beha om haar volle borsten. Ook het nog kleinere driehoekje van haar slipje was te zien.
Moest hij er iets van zeggen?
Moest hij haar in verlegenheid brengen?
Hij betwijfelde of hij een woord kon uitbrengen. Zijn mond was kurkdroog, zijn lichaam gespannen, en hij was duidelijk opgewonden. Snel nam hij een duik. Het koude water zou hetzelfde effect hebben als een koude douche!
Zo hard hij kon zwom hij een eind het meer op. Daarna keerde hij om en kroop op de kant. Het had geholpen, gelukkig. Zoekend keek hij rond. Ze was niet meer in het water, maar kwam uit het bos tevoorschijn.
In zijn hemd, het natte uniform in haar hand...