‘Het is maar drie kilometer,’ bromde ze, maar toen ze zijn bezorgde blik zag, had ze spijt van haar boze opwelling.
‘Oké, dat had ik niet moeten zeggen. Bedankt!’ zei ze kortaf. ‘Als ik ga lopen, kom ik te laat op het werk.’
Ze liep achter hem aan naar de parkeerplaats. Bij een donkerblauwe wagen bleef hij staan.
‘Gaat het?’
Ze keek hem aan. Wat bedoelde hij? Gaat het na alle onthullingen van gisteravond?
Of gaat het, ook al kussen we elkaar zodra we alleen zijn?
Ze koos voor het eerste en knikte, hoewel, nu hij ernaar vroeg, bedacht ze dat er wel iets was... ‘Ja, hoor,’ zei ze. ‘Maar het was wel heftig allemaal.’
‘Ik bedoelde dat andere.’
Ze keek hem aan en schudde haar hoofd. ‘Bedoel je met dat andere die kus?’
Hij knikte kort en fronste zijn voorhoofd, alsof het een vies woord betrof.
‘In ‘s hemelsnaam, Sam, het was maar een kus. We hebben elkaar duizenden keren gekust. Waarom zou het niet gaan?’
Even leek het alsof hij nog iets wilde zeggen, maar toen deed hij het portier voor haar open. Ze glipte onder zijn arm door, de herinnering aan de kus die helemaal niet ‘maar een kus’ was geweest nog levendig in haar herinnering.
Binnen rook het naar leer en aftershave. Ze liet zich in de stoel zakken. Toen hij instapte, zag ze bij het licht van de binnenverlichting dat de wagen een houten dashboard had. Ze kon de ene auto niet van de andere onderscheiden, maar ze wist wel dat dit een duur exemplaar moest zijn. Ze snoof. ‘Wat voor auto is dit?’
Met een glimlach keek hij haar aan. ‘Is dit de vrouw die altijd zei dat een auto alleen dient om van A naar B te komen als het te ver is om te lopen?’
Het liefste had ze hem gevraagd niet meer te glimlachen en haar niet te plagen. ‘Ik vroeg het alleen maar omdat je altijd zo lyrisch deed over auto’s. Je liet me foto’s zien van de rode sportwagen die je op een dag wilde kopen. Deze is niet rood en hij ziet er ook niet uit als een sportwagen.’
‘Ach, uiterlijk is niet alles.’ Er klonk een zacht gezoem en ineens zag ze de hemel, bleekblauw met roze strepen van de opkomende zon. ‘Een open dak. Vind je het niet erg als de wind door je haren blaast?’
Hij reed zo langzaam de parkeerplaats af dat ze slechts een koel briesje voelde, niet onprettig op deze warme ochtend.
Toen ze naar hem keek, zag ze niet de man, maar de droom die ze lang geleden achter zich had gelaten. Ze had de spot gedreven met zijn verlangen naar een sportwagen, maar nu zat ze naast hem in zo’n wagen.
Maar dit was geen déjà vu, dit was werkelijkheid. Sam was echt, net als de steeds sneller rijdende auto en de wind in haar haar.
‘Hier heb ik altijd van gedroomd,’ mijmerde ze, ‘in een open auto naast je zitten met de wind in mijn haar.’
Hij glimlachte. ‘Jij was het enige meisje dat ik naast me in een rode auto met open dak zag. Ik vroeg me alleen af of de kleur van de auto niet zou vloeken met je haar.’
‘Heb je daarom een blauwe gekocht?’ plaagde ze. Voor het eerst sinds zijn onverwachte terugkeer voelde ze zich op haar gemak bij hem.
Wie weet,’ zei hij, ineens ernstig, en hij richtte zijn blik strak op de weg. Dat was genoeg om haar duidelijke te maken dat het ogenblik voorbij was.
Na een tijdje zwijgen slaakte hij een diepe zucht.
‘Hoe gaat het met je moeder?’ vroeg ze. Dat was het enige wat ze kon bedenken om te ontsnappen aan het blije gevoel dat veroorzaakt werd door het feit dat ze naast hem in een open auto zat, ook al zweeg en zuchtte hij.
‘Ze is een paar maanden geleden gestorven.’
Dat werkte! Het korte, zakelijke antwoord kwam als een klap in haar gezicht. Ze wilde naar het hoe en waarom vragen, maar toen ze zijn gesloten gezicht zag, bedacht ze zich. Zijn profiel leek wel uit marmer gehouwen, met een bordje erop: ‘Niet verder vragen’.
Toch moest ze iets zeggen.
‘Dat spijt me. Ik mocht Gina graag. Ze was altijd heel aardig tegen me.’
‘Dat was ze tegen iedereen.’
Weer een klap in haar gezicht, maar ze besefte dat het niet zijn bedoeling was haar te kwetsen. Hij deed zo ruw omdat hij verdriet had. Mr. Tough Guy! Impulsief legde ze haar hand op zijn dij. Hoewel ze hem nauwelijks aanraakte, voelde ze dat hij ineenkromp.
Gekwetst trok ze snel haar hand terug. Toen hij even later voor de cottage stopte, onderdrukte ze een zucht van opluchting. Onhandig frunnikte ze aan het portier. Ze moest uitstappen voor ze nog meer domme dingen kon doen.
Hij liep om de wagen heen en hield zwijgend beleefd het portier voor haar open.
Wat moest ze zeggen?
Niets! Helemaal niets. Er waren geen woorden om het verdriet over de dood van een geliefde te verzachten. Dat wist ze maar al te goed. De dood van zijn moeder moest een klap voor hem zijn geweest, al zou hij dat nooit toegeven. Na een kort knikje hervond ze haar stem en bedankte hem voor de lift. Zonder om te kijken liep ze naar haar huisje, roepend naar haar kat. Ze had iets nodig om vast te houden, om van te houden.