Toen ze ten slotte tevoorschijn kwam, stond Noah op de veranda aan de voorkant van de hut. Hij was bezig om de barbecue aan te steken en ging daar zo in op, dat Jena alle tijd had om een blik te werpen op zijn brede schouders en smalle heupen.
Eerder een badmeester dan een dokter - dat was het eerste wat bij haar opkwam. De meeste artsen die ze tot nog toe had meegemaakt kwamen er niet aan toe om hun conditie op peil te houden.
‘Houd je van kip?’ Hij had kennelijk gevoeld dat ze achter hem stond, want hij draaide zich om en keek haar aan. De aanblik van zijn gezicht, met die hoge jukbeenderen, die hoekige lijnen van de kaken en het vochtige donkere haar dat over zijn voorhoofd viel, benam haar de adem. Niet in staat om een woord uit te brengen, knikte ze alleen maar, terwijl ze langs hem heen keek naar de stralende zonsondergang.
‘Schitterend hè,’ zei ze zacht. Ze hoopte maar dat hij zou denken dat ze het uitsluitend over de zonsondergang had.
‘Ja, heel mooi,’ beaamde hij, terwijl hij haar recht in de ogen keek. Zijn stem klonk heel diep, en Jena voelde dat haar wangen begonnen te gloeien als vuur. Ze had het opeens verschrikkelijk warm.
Hoofdstuk 4
Jena draaide zich verrast om toen ze achter zich de eerste tonen van een suite van Bach hoorde. Het bleek echter het signaal van Noahs mobiele telefoon te zijn.
Noah liet de barbecue voor wat hij was en liep haastig naar binnen.
Omdat Jena niet de indruk wilde wekken dat ze hem afluisterde, nam ze zijn plaats in achter de barbecue.
‘Ons etentje gaat niet door, tenzij je voor jezelf een paar stukken kip wilt roosteren,’ deelde hij even later mee. Hij stapte over de drempel, terwijl hij nog bezig was om, over zijn zwembroek heen, een short aan te trekken.
‘Crisis,’ vroeg Jena, hoewel ze het antwoord wel kon aflezen van zijn bleek weggetrokken gezicht.
‘Zo zou je het kunnen noemen,’ bromde hij. ‘Je vindt zelf de weg wel terug naar het huis van Matt, hè? Het makkelijkst kom je er via het strand.’ Hij keek haar fronsend aan. ‘Ik vraag je maar niet om op me te wachten, want dit zou wel eens lang kunnen gaan duren.’ Na een korte pauze voegde hij eraan toe: ‘De een of andere dronkaard die zijn vrouw en kinderen heeft gegijzeld in een tent. Dat houd je toch niet voor mogelijk, hè? Hier vlakbij, op de camping.’
Hij draaide zich om en liep verder, maar de frons tussen zijn wenkbrauwen werd nog dieper. ‘Nee, verdorie! Waar zit ik met mijn verstand? Kom, stap in de auto.’
‘In de auto?’
‘Ja, je kunt toch niet hier blijven, terwijl de een of andere idioot met een pistool rondrent? Ik zal je wel mee moeten nemen.’
Dat klonk niet bepaald enthousiast, dacht Jena. Maar ze was het met hem eens dat er niets anders opzat. Ze moest er niet aan denken om onder deze omstandigheden in haar eentje in het donker te zitten. ‘Nou ja, als er kinderen bij betrokken zijn, kun je misschien wel wat extra hulp gebruiken,’ zei ze, in een poging haar weinig heldhaftige houding te rechtvaardigen. Zonder op antwoord te wachten liep ze naar de jeep en ging op de voorbank zitten. ‘Ik zal je niet voor de voeten lopen,’ vervolgde ze geruststellend, terwijl Noah achter het stuur plaatsnam. ‘Ik weet uit ervaring dat het vaak alleen maar lastig is om er een extra persoon bij te hebben.’
Het snuivende geluid dat hij voortbracht wekte niet de indruk dat hij veel vertrouwen had in haar woorden.
De krachtige motor sloeg aan, en ze schoten vooruit in de richting van het strand.
De zon was nu helemaal onder, en de maan was nog niet op, maar het leek wel of het meer zelf licht gaf. Noah reed met gedempt licht om de gewapende man op de camping niet nodeloos aan het schrikken te maken.
‘Hebben ze je verder nog iets over hem verteld?’ vroeg Jena.
Hij schudde zijn hoofd. ‘De camping maakt deel uit van het nationale park. Er staan veel jongeren die hier in de omgeving wat verdienen met het plukken van groenten en fruit.’
‘Dus het gezin waar het om gaat zijn niet de enige kampeerders.’
‘Beslist niet,’ zei Noah grimmig. ‘Maar ik denk dat de politie het terrein wel zal ontruimen zodra ze zijn gearriveerd.’
‘Zodra ze zijn gearriveerd? Zijn ze er dan nog niet?’
‘Mac Talbot, de parkwachter, heeft eerst de politie gebeld en toen mij. Maar ik denk dat het nog wel een kwartiertje zal duren voor de politie hier is.’
Opeens werd de rust van de zomeravond verstoord door een paar pistoolschoten. Noah, zelf geschrokken, wierp een zijdelingse blik op Jena. Gelukkig begon ze niet te gillen of andere tekenen van paniek te vertonen.
Hij deed nu het grote licht aan en ging iets sneller rijden.
Het toneel dat ze aantroffen in het park, verlicht door de koplampen van een grote kampeerauto, had veel weg van een surrealistisch schilderij. Op de voorgrond stond een grote blauw met oranje bungalowtent. Eromheen stonden wat kleinere tentjes, een beetje op een afstand alsof ze zich het liefst aan het drama zouden willen onttrekken. Er liepen een paar schimmige figuren tussendoor, en vanuit de grote tent klonk het snikken van een vrouw.