Hij glimlachte. ‘Dat vond je nooit.’
Hoewel ze wist dat het beter was niets voor hem te voelen, beantwoordde ze zijn glimlach. Samen stonden ze bij Benjies bedje en keken naar het slapende kind. Ze verschikte iets aan het blauwgestreepte mutsje.
‘Zijn dat niet de kleuren van de plaatselijke voetbalclub?’ vroeg Sam.
Het bezorgde hem een vreemd gevoel dat hij samen met Meg bij een kinderbedje stond.
Vreemd, maar op de een of andere manier ook fijn...
En hij was niet emotioneel?
‘Ja, van de Bay Dolphins,’ beaamde ze. ‘Ze hebben Benjie geadopteerd. Ze doneren de opbrengst van hun finale aan het Benjie Fonds om te helpen met de kosten die de familie moet maken.’
‘En, hebben ze gewonnen?’
Lachend draaide ze zich om en gooide haar armen in de lucht. ‘Reken maar. Hup, Dolphins!’
‘Voor iemand die alleen in de vakanties in de Bay kwam, ben je een echte inboorling geworden,’ merkte hij op.
Het was Brad die reageerde. ‘Dat komt omdat ze ook geeft om andere dingen dan alleen om patiënten,’ verklaarde het kind.
‘Is dat zo?’ vroeg hij aan Meg.
‘Ja, maar dat doet iedereen in dit beroep. In jouw beroep trouwens ook; dat denk ik, tenminste.’
‘Niet allemaal,’ sprak hij tegen. Het deed hem deugd dat ze dankzij twee kinderen een weg door de glazen wand heen vonden naar een soort neutraal gebied. ‘Ik wil niet beweren dat specialisten zich niet om de mens als geheel bekommeren, maar ze hebben de neiging om zich vooral te concentreren op één bepaald onderdeel. Neem een orthopeed die alleen handen opereert.’
‘Maar ze doen hun best om een positief resultaat te bereiken voor de patiënt, niet alleen voor zijn hand.’
‘Kan zijn,’ zei hij zo weifelend dat Meg moest lachen. ‘Je bent altijd al cynisch geweest,’ zei ze. ‘Wil je me even helpen deze stoel te verschuiven?’ Ze wees naar een grote ligstoel.
‘Hier, naast Benjie?’
‘Nee, dat kan ik zelf wel. Naar Bens kamer, voor Jenny. Naast Brad staat er nog een, die kan ik gebruiken.’
‘Hebben de afdelingen geen faciliteiten voor familie die blijft slapen?’
Onderzoekend keek ze hem aan. ‘Wil je echt een antwoord of vroeg je het zomaar?’
‘Hoezo?’ Hij duwde de stoel naar de deur.
‘Omdat je maar tijdelijk hier bent. De meesten die hier tijdelijk zijn, kan dat niet schelen.’
‘Nou, mij wel, oké?’
Zo bezorgd kende ze hem niet. Ze ging aan de andere kant van de stoel staan, dichter bij hem dan haar lief was. Gelukkig hadden ze iets om over te praten.
‘Ernstige gevallen worden overgebracht naar grotere ziekenhuizen, dus we hebben zelden patiënten die zo ziek zijn dat de familie hier moet overnachten. Ik vind wel dat ouders bij hun zieke kinderen moeten kunnen blijven. Bill heeft het nodige geld bij elkaar gebedeld voor deze stoelen.’
Terwijl ze de stoel de gang op duwden, ontmoetten hun ogen elkaar even. Op zijn gezicht was de vage afdruk zichtbaar van de stok waarmee ze hem had geraakt. Had hij werkelijk gedacht dat ze zijn zusje was? Ze kon het nauwelijks geloven. Bovendien gedroeg hij zich alsof hij een paar uur eerder niet die dodelijke opmerking had gemaakt. Nou, dan kon zij dat ook.
‘Het liefst zou je ze ook op andere afdelingen hebben, niet?’ vroeg hij plagerig.
Onverwacht sloeg haar hart op hol bij zijn glimlach. O, nee, niet weer! Ze mocht niet weer voor hem vallen! Weer - of nog steeds?
‘Geen slecht idee,’ zei ze op zakelijke toon. ‘Helaas hebben we altijd geldgebrek.’
Ze droegen de stoel naar Bens kamer, waar Jenny Sam begon uit te horen over Bens hartaanval. Meg glipte weg. Hij blijft niet, hield ze zich voor. Je kunt het wel aan. Maar was dat zo?
Op de kinderafdeling schoof ze de andere ligstoel naast Benjies bedje.
Het kind was in diepe rust en het zag ernaar uit dat hij de hele nacht zou doorslapen. Aan de matras was een monitor bevestigd, de standaardprocedure bij kinderen bij wie een wiegendood dreigde. Als Benjie ophield met ademen, ging er een alarm af, maar voor de gemoedsrust van Ben en Jenny, zou Meg de hele nacht bij hem waken. Ze streek over zijn armpje en genoot van het zijdezachte huidje. ‘Hou vol, Benjie,’ fluisterde ze.
Ze was doodmoe, zowel lichamelijk als geestelijk, en met een zucht liet ze zich in de ligstoel zakken. Geen wonder dat ze moe was, ze draaide al een week lang dubbele diensten.
Voor haar geestelijke uitputting was ook een verklaring, maar die kon ze niet zo gemakkelijk uit haar hoofd zetten. Als ze zich al zo voelde na Sams eerste dag in het ziekenhuis, hoe zou het dan wel niet zijn na een week, na een maand? Hoelang was hij van plan hier te blijven?
Toch was het niet zozeer Sams aanwezigheid die haar van streek maakte als wel zijn opmerking dat ze zijn zusje was. Waarom was ze weggelopen toen hij het had gezegd? Waarom had ze niet naar zijn verklaring geluisterd?