Zijn kritiek op Matt stak Jena, want het was haar droom om zelf nog eens hetzelfde soort avonturen te beleven als Matt. Bovendien had ze, ondanks het vroege uur, al een bijzonder vermoeiende morgen achter de rug. ‘Man is altijd helemaal alleen tijdens zijn expedities. Oké, er reist een cameraploeg met hem mee, maar die zitten niet bij hem in de auto, en de rest van het team reist altijd vooruit -’
‘Om de tent op te zetten, zijn comfortabele bed op te maken, zijn eten te koken, zijn wijn in de koeler te zetten. Het zou me niets verbazen als ze zelfs een paar waaiers bij zich hadden om hem koelte toe te wuiven. Tjonge jonge, het is me de uitdaging wel!’
‘Ja, inderdaad,’ zei ze fel. Ze griste de krik uit zijn handen en gooide hem in de kofferbak. ‘Zijn documentaires worden uitgezonden over de hele wereld. Miljoenen mensen kijken ernaar en -’
‘Krijgen het waanidee dat de mensen in Australië niets anders doen dan door gevaarlijke oerwouden trekken, met krokodillen worstelen en boven peilloze afgronden bengelen.’
Hij stopte even om adem te halen, en Jena, die hem nu eigenlijk had moeten tegenspreken, betrapte zichzelf erop dat ze vol bewondering stond te staren naar het uitzetten van zijn brede borstkas. Het viel haar nu pas op wat een lange, goedgebouwde man hij was. Zijn haar was donker, en hij had het soort doorgroefde gezicht dat je misschien niet knap kon noemen, maar dat desondanks een onuitwisbare indruk maakte. Pas toen hij zijn tirade voortzette, besefte Jena dat ze haar kans om hem van repliek te dienen voorbij had laten gaan.
‘Het ontdekken van een geneesmiddel tegen kanker, dat is pas een uitdaging. Of het helpen van straatkinderen. Of een manier vinden om samen met vrouwen op één en dezelfde planeet te leven! Keus genoeg, zou ik zeggen, maar laat je alsjeblieft niet imponeren door de televisieshows van die Matt Ryan. Dat is geen uitdaging, Blondie, dat is amusement!’
‘Ik heet geen Blondie,’ beet ze hem toe, maar ze had direct spijt van haar uitbarsting bij het zien van de voldane blik in zijn lichte ogen.
Grijs, of zeegroen? In elk geval waren ze heel bijzonder. ‘Ik vraag me af wat Matt te zoeken heeft in dat oude krot.’
‘Wat Matt daar te zoeken heeft,’ herhaalde ze op vragende toon. Met gefronste wenkbrauwen probeerde ze zich te herinneren wat hij had gezegd, terwijl ze stond te mijmeren over de kleur van zijn ogen. ‘Waarom zou hij daar überhaupt zijn?’
Zijn ogen - grijs, niet groen, constateerde ze - dwaalden omlaag over haar lichaam en vervolgens weer omhoog naar haar gezicht. Toen keek hij haar met een veelzeggende blik aan.
Jena bedwong met moeite de neiging hem een klap in zijn gezicht te geven. Met een ruk draaide zich om. Ze moest vooral niet te laat komen op de eerste dag van de grootste uitdaging in haar leven. Dat zou beslist geen goede indruk maken op Matt!
‘Als Matt er niet is, met wie ben je dan?’
De onbekende was haar achternagelopen en hield het portier van haar wagen open, terwijl ze naar binnen klauterde en achter het stuur ging zitten. Jena had spijt van haar besluit van die morgen om haar gewone ‘werkkleding’ aan te trekken. Haar nauwe rokje was tijdens het instappen opgekropen, zodat het nog meer van haar lange benen onthulde dan gewoonlijk. ‘Met niemand! Ik zit daar in mijn eentje.’ O, wat dom! Dat had ze nooit moeten zeggen. ‘Maar er komen heel vaak vrienden bij me langs. En die blijven ook logeren.’
‘Natuurlijk,’ zei hij op sussende toon. ‘Die staan alle maal te popelen om je op te zoeken in die rotte bouwkeet. Maak dat de kat wijs, Blondie!’
Ze stond op het punt hem er nogmaals op te wijzen dat ze geen Blondie heette, toen hij zich over haar heen boog en een blik in het interieur van de wagen wierp.
‘Ik neem aan dat je een mobiele telefoon bij je hebt. Ik zal je mijn nummer geven. Hoewel je mijn huis vanuit het jouwe niet kunt zien, is de afstand nog geen honderd meter. Als je soms eens iets nodig hebt...’
Hij trok zijn hoofd terug, en Jena slaakte een zucht van verlichting. Ze snapte zelf niet waarom hij zo’n effect had op haar ademhaling.
De man overhandigde haar een kaartje.
Jena staarde met half dichtgeknepen ogen naar de zwarte lettertjes. Ze zou dolgraag weten hoe hij heette, maar ze peinsde er niet over om op dit moment in haar handtas te gaan rommelen, op zoek naar haar leesbril.
‘Weet je het alarmnummer,’ ging hij verder op dezelfde bazige toon. ‘Misschien zou je er goed aan doen om ook het nummer van de plaatselijke politie te noteren. Laat ze weten dat je hier logeert. Die jongens zouden het heerlijk vinden om een dame in nood te komen redden. Of om zo nu en dan te komen kijken of alles goed met je gaat.’ Weer liet hij zijn blik op die insinuerende manier over haar heen glijden, maar voordat Jena er iets van kon zeggen gooide hij het portier dicht en liep weg.