‘Dave, Blondie is weg. Als iemand Cassie uit het ziekenhuis weg wilde lokken, zou een verhaaltje over haar hond voldoende zijn. Ze is gek op het dier. Zorg dat er hier zo gauw mogelijk iemand komt om deze plek te bewaken. Ik ga terug naar het ziekenhuis.’
Hij rende naar de auto, zonder zich erom te bekommeren dat hij de deur van de kliniek open liet staan. Dave had gezegd dat er al een agent onderweg was. Toen hij zijn auto startte, zag hij een patrouillewagen naderen.
Hij ontmoette hem halverwege de helling en legde de agent achter het stuur uit wat er aan de hand was. Ook gaf hij hem de waarschuwing dat hij in de operatiekamer niets mocht aanraken, hoewel de jonge man dat waarschijnlijk wel begreep. Daarna reed hij met grote snelheid verder naar de stad.
Voordat hij het ziekenhuis had bereikt, werd hij plotseling tot stoppen gemaand door een grimmig kijkende Dave, die hem gebaarde dat hij bij hem moest instappen.
‘Je hebt gelijk. Cassie kreeg een telefoontje over haar hond. Ze was op een van de zalen, en de verpleegster hoorde haar zeggen dat er geen reden tot bezorgdheid was, dat de hond wel alleen de weg naar haar huis zou vinden en dat ze zo gauw mogelijk zou gaan kijken.’
‘Maar hoe is ze naar haar huis gegaan?’ informeerde McCall, terwijl Dave met grote snelheid naar Cassies huis reed.
‘We vermoeden dat Wayne haar heeft gebracht. De verpleegster zag haar naar buiten gaan en rondkijken alsof ze haar auto zocht -’
‘Die ik had,’ viel McCall hem grimmig in de rede.
‘Toen zag de verpleegster haar met Wayne praten en hen samen naar de parkeerplaats aan de achterkant lopen, waar zijn auto altijd staat.’
Ze reden de oprit van Cassies huis op. Op de oprit waren enorme dekzeilen gelegd om het ontsmettingsverhaal geloofwaardig te maken.
‘Er staan hier geen auto’s,’ merkte Dave op. ‘Hij heeft haar ergens anders heengebracht.’
‘Maar waarom zou Wayne haar bellen over Blondie?’
‘Misschien gaf hij zich voor Derek uit. Misschien zag hij dat haar auto niet op de parkeerplaats stond en meende hij -’
‘Nee, dat is bespottelijk! Wayne kon niet weten dat de hond bij Derek was,’ viel McCall hem in de rede. ‘Vergeet Wayne. Denk liever aan Derek.’
‘Derek? Hij staat niet eens op de lijst. Je zei dat het om een man tussen de twintig en de veertig ging.’
‘Laten we niet over leeftijden gaan redetwisten. Denk eens na over hem. Hoe goed ken je hem? Hoe zwaar heeft hij het vertrek van zijn vrouw opgenomen? Zou het een latent psychologisch probleem kunnen hebben opgewekt? En als je toch aan het nadenken bent, kunnen we misschien meteen iets praktisch doen, en voor zowel Waynes als Dereks auto een opsporingsbericht uitzenden.’
McCall staarde naar de achterkant van het huis, terwijl hij sprak, denkend aan de keren dat hij hier was geweest. Aan de avond waarop Cassie hem voor het eerst hier mee naartoe had genomen, en ze via de deur van de bijkeuken naar binnen waren gegaan.
‘De achterdeur is open. Ik kan het onder de onderkant van het dekzeil zien. Cassie heeft de deur op slot gedaan voordat we vertrokken, dus er moet iemand binnen zijn. Ik ga naar binnen om me ervan te vergewissen.’
‘Maar de stroom is uitgeschakeld,’ wierp Dave tegen. ‘Het zal binnen stikdonker zijn. Wat verwacht je eigenlijk te vinden?’
McCalls angst was te intens om onder woorden te brengen. ‘Je hebt vast wel een zaklamp. Geef me die. Ik ga vooruit, terwijl jij je telefoontjes pleegt.’
Maar Dave hield hem tegen. ‘Stel dat iemand Cassie binnen vasthoudt? Door naar binnen te gaan, zou je een gijzelingssituatie kunnen creëren.’
‘Een gijzelingssituatie?’ gromde McCall. ‘Wat denk je dat dit al is? Hij gaat haar vermoorden! Ik ga naar binnen, en jij zorgt dat er zo gauw mogelijk versterking komt.’
Terwijl hij naar de achterdeur liep, dacht hij na over Daves woorden.
Zou hij Cassie in gevaar kunnen brengen door min of meer naar binnen te stormen, in een huis waarin hij zelfs bij daglicht amper de weg kende?
Cassie zat op de bodem van de linnenkast gehurkt, die toen ze klein was een favoriete schuilplaats had gevormd, maar die nu ze volwassen was allesbehalve comfortabel was.
Ze hoorde Dereks gedempte voetstappen in het huis, terwijl hij iedere kamer met maniakale grondigheid doorzocht. Zo nu en dan ving ze via de kier onder aan de kastdeur een glimp op van de zaklamp die hij bij zich had. En hij praatte aldoor tegen haar. Vertelde haar dat hij steeds dichterbij kwam, deed alsof ze verstoppertje speelden.
Ze voelde haar pieper tegen haar heup drukken, maar wist dat die nutteloos was. Ze had het apparaatje afgezet, uit angst dat het zou afgaan en Derek op haar schuilplaats zou attenderen.
De gedachte aan haar pieper deed haar aan McCall denken. En aan het feit dat ze voor hem een pieper had opgescharreld, die nu helaas van geen enkel nut was.