Ik houd de telefoon net op tijd weer tegen mijn oor om Miles te horen zeggen: ‘Oké, dan. Bel me maar als je weer vrijkomt.’
Ik trek een spijkerbroek aan en ga aan mijn bureau zitten. Mijn hoofd bonkt, mijn ogen branden en mijn handen trillen als een gek. Toch ben ik vastbesloten de dag door te komen zonder alcohol, Damen of stiekeme bezoekjes aan een astraal vlak in een parallelle wereld. Had ik maar aangedrongen en geëist dat Damen me liet zien hoe ik me kan afschermen. Ik bedoel, waarom is een bezoek aan Ava steeds de enige oplossing daarvoor?
Sabine klopt voorzichtig op mijn deur en ik draai me naar haar toe als ze binnenkomt. Haar gezicht is bleek en mager. Haar ogen zijn roodomrand en haar aura is grijs met vlekken. Ik huiver als ik besef dat het door Jeff komt en dat ze nu eindelijk weet dat hij haar een hoop leugens verteld heeft. Leugens waarvoor ik haar meteen al had kunnen waarschuwen. Ik had haar al die pijn kunnen besparen als ik haar behoeften eens een keer zwaarder had laten wegen dan de mijne.
‘Ever,’ zegt ze als ze bij mijn bed blijft staan. ‘Ik heb erover nagedacht. Ik voel me niet echt gemakkelijk met dit huisarrest en je bent ook al bijna volwassen. Misschien moet ik je dan maar als zodanig behandelen, dus...’
Dus heb je niet langer huisarrest, denk ik als ik haar zin in mijn hoofd afmaak. Dan dringt het tot me door dat zij nog steeds gelooft dat al deze ellende te wijten is aan mijn verdriet. Mijn gezicht loopt rood aan van schaamte.
‘... je hebt niet langer huisarrest.’ Ze glimlacht. Het is een gebaar dat ik niet verdien. ‘Ik vroeg me alleen wel af of je hebt nagedacht of je niet toch met iemand wilt praten. Ik ken een therapeut die...’
Ik schud mijn hoofd al voor ze haar zin kan afmaken. Ze bedoelt het goed, maar ik wil er niets van weten. Ze draait zich om en wil weglopen. ‘Hé, heb je zin om vanavond uit eten te gaan?’ hoor ik mezelf dan tot mijn eigen verbazing zeggen.
Ze aarzelt in de deuropening en is overrompeld door het aanbod.
‘Ik trakteer.’ Ik glimlach bemoedigend, al zou ik niet weten hoe ik een hele avond moet volhouden in een groot, druk restaurant. Maar ik kan in elk geval een deel van het geld dat ik gewonnen heb bij de paardenraces gebruiken voor de rekening.
‘Dat is een goed idee,’ zegt ze en klopt met haar knokkels op de muur. Ze loopt de hal in. ‘Ik ben om zeven uur thuis.’
Zodra ik de voordeur dicht hoor vallen en het nachtslot klikt, voel ik een tikje op mijn schouder. Het is Riley die roept: ‘Ever! Ever! Kun je me zien?’
Ik maak een sprongetje van schrik.
‘Jezus, Riley, ik schrik me dood! Waarom schreeuw je zo?’ Ik vraag me af waarom ik zo chagrijnig reageer, terwijl ik juist zo blij ben haar eindelijk weer eens te zien.
Ze schudt haar hoofd en laat zich op mijn bed vallen. ‘Voor het geval je het nog niet wist: ik probeer al dagen bij je door te dringen. Ik dacht echt dat je je gave kwijt was en me niet meer kon zien. Ik raakte al bijna in paniek!’
‘Ik was mijn gave ook kwijt. Maar alleen omdat ik me klem zoop, en niet zo’n beetje ook. En nu ben ik van school gestuurd.’ Ik trek mijn wenkbrauwen op. ‘Het was vreselijk.’
‘Ik weet het.’ Ze knikt en fronst haar wenkbrauwen uit bezorgdheid. ‘Ik heb alles gezien, ik sprong op en neer vlak voor je neus, roepend, schreeuwend en in mijn handen klappend. Ik deed alles om je aandacht te trekken, maar je was te ver van de wereld om me te zien. Weet je nog die keer dat die fles uit je hand vloog?’ Ze grijnst en maakt een kleine kniebuiging. ‘Dat was ik dus. En je mag nog blij zijn dat ik je er niet mee voor je kop geslagen heb. Maar wat was er nou allemaal aan de hand?’
Ik kijk naar de vloer en haal mijn schouders op. Ze verdient een goed antwoord, een logische verklaring die haar bezorgdheid wegneemt, maar ik weet niet waar ik moet beginnen. ‘Al die energievelden om me heen... ik werd erdoor overrompeld. Ik kon er niet meer tegen. Toen ik er bij toeval achter kwam dat alcohol al die effecten dempt, wilde ik die stilte en dat heerlijke gevoel vasthouden. Ik wilde niet meer terug naar hoe het daarvoor was.’
‘En nu?’
‘En nu...’ ik aarzel en kijk haar aan. ‘Nu ben ik weer terug bij af. Even nuchter en ellendig als ervoor.’ Ik laat een sarcastisch lachje horen.
‘Ever...’ Ze wacht even en wendt haar ogen af voor ze me opnieuw aankijkt. ‘Word alsjeblieft niet boos op me als ik dit zeg, maar ik denk dat je met Ava moet praten.’ Als ik wil protesteren, houdt ze haar hand omhoog. ‘Luister nou eerst naar wat ik te zeggen heb, ja? Ik denk echt dat ze je kan helpen. Ik weet het zelfs wel zeker. Ze heeft het al die tijd geprobeerd, maar jij werkt niet mee. Al lijkt het me nu duidelijk dat je weinig keus meer hebt. Je kunt weer gaan drinken en je de rest van je leven in je kamer blijven verstoppen, of je gaat eens met Ava praten. Zo moeilijk is het niet, toch?’