Home>>read Evermore free online

Evermore(89)

By:Alyson Noel


Hij knikt.

‘Dus ik heb geen enkele controle over wat ik droom?’ Mijn stem wordt hoger uit angst. Het is geen plezierige gedachte.

‘In het geval van die ene droom niet.’

Ik kijk hem kwaad aan. Hoofdschuddend vraag ik: ‘Sorry hoor, maar vind je dat niet een beetje een inbreuk op mijn privacy? Ongelooflijk! En waarom heb je het dan niet geprobeerd tegen te houden als je al wist wat er zou gebeuren?’

Hij kijkt me aan met verdrietige, vermoeide ogen. ‘Ik wist niet dat het Drina was. Ik hield je dromen in de gaten en je was ergens heel erg bang voor. Daarom heb ik je de weg hiernaartoe laten zien. Dit is altijd een veilige plek om naartoe te gaan.’

‘Waarom is Drina me dan niet achterna gekomen?’ Weer kijk ik om me heen of ik haar zie.

Hij grijpt naar mijn hand en pakt hem stevig vast. Met een extra, geruststellend kneepje in mijn vingers legt hij uit: ‘Omdat Drina het niet kan zien. Alleen jij kunt het zien.’

Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en kijk hem aan. Het is allemaal zo raar, zo buitengewoon en zo onlogisch als het maar zijn kan.

‘Geen zorgen, je zult het nog wel een keer begrijpen. Maar probeer er op dit moment eerst eens van te genieten.’

‘Waarom lijkt het alsof ik deze plek ken?’ Het knaagt nog steeds aan me, maar ik heb geen idee wanneer ik hier eerder geweest zou zijn.

‘Omdat ik je hier heb gevonden.’

Ik kijk hem aan.

‘Ik vond je lichaam vlak buiten de auto, dat is waar. Maar je ziel was al onderweg naar een andere plek; je bleef hier hangen.’ Hij zorgt ervoor dat onze paarden stil blijven staan, helpt me uit het zadel en leidt me naar een warm plekje in het gras – zo mooi en glinsterend in het warme, gouden licht dat overal en nergens vandaan lijkt te komen. Het volgende moment laat hij een grote, zachte bank verschijnen met een bijpassend voetenbankje.

‘Wil je er zelf nog iets bij zetten?’ stelt hij voor.

Ik doe mijn ogen dicht en denk aan een salontafel, een stel lampen, wat snuisterijen en een mooi, Perzisch tapijt. Als ik mijn ogen open, zitten we in een volledig ingerichte woonkamer, maar dan in de open lucht.

‘Wat gebeurt er als het regent?’ vraag ik.

‘Dat moet je niet...’

Maar het is al te laat, we worden meteen natgeregend.

‘Zodra je het denkt, ontstaat het,’ legt hij uit en hij laat een grote paraplu verschijnen. De regen druppelt er in regelmatige spetters vanaf, op het tapijt. ‘Op aarde werkt het precies hetzelfde, alleen duurt het daar veel langer voor het gebeurt. Hier in Zomerland is het resultaat er direct.’

‘Dat doet me denken aan iets wat mijn moeder altijd zei: kijk uit met wat je wenst, want het zou wel eens uit kunnen komen.’ Ik lach.

Hij knikt. ‘Nu weet je waar dat vandaan komt. Wat zeg je ervan, wil je de regen weer laten ophouden zodat we kunnen drogen?’ Hij schudt de druppels uit zijn natte haren.

‘Hoe...’

‘Denk aan een warme, droge plek, dat is alles.’

Binnen een ogenblik liggen we op een prachtig, wit zandstrand.

‘Zullen we het hier maar bij laten?’ Hij lacht en ik laat een zachte handdoek verschijnen en verzin er meteen een turkooizen oceaan bij.

Ik ga op mijn rug liggen en sluit mijn ogen terwijl ik geniet van de warmte. Ik heb zelf bijna alle puzzelstukjes wel verzameld, maar ik heb het nog steeds niet hardop durven zeggen in een zin die begint met: ‘Ik ben onsterfelijk’ en eindigt met ‘en jij ook’. Damen bevestigt wat ik al vermoed.

Dat hoor je niet elke dag.

‘Dus we zijn allebei onsterfelijk?’ Ik open één oog om hem aan te kijken. Ik vraag me af hoe ik zo’n uiterst bizar gesprek kan voeren op zo’n normale toon. Tegelijkertijd besef ik dat ik nu in Zomerland ben, dus veel gekker kan het niet.

Hij knikt.

‘En jij hebt me onsterfelijk gemaakt nadat ik stierf bij het autoongeluk?’

Weer knikt hij.

‘Maar hoe dan? Heeft dat iets te maken met dat rare, rode drankje van je?’

Hij haalt diep adem voor hij antwoordt. ‘Ja.’

‘Waarom moet ik dat dan niet de hele tijd drinken, net als jij?’

Hij wendt zijn blik af en kijkt uit over het water. ‘Dat zul je uiteindelijk wel moeten.’

Ik kom wat meer overeind en speel met een losgeraakt draadje van mijn handdoek. Ik kan al die informatie nog steeds niet helemaal bevatten. Een tijdje geleden vond ik het al een vloek dat ik gedachten kon horen. En nu dit.

‘Het is niet zo erg als je denkt,’ zegt hij, terwijl hij een hand over de mijne legt. ‘Kijk maar eens om je heen. Wat is er beter dan dit?’

‘Maar waarom dan? Ik bedoel, heb je je ooit afgevraagd of ik eigenlijk wel onsterfelijk wilde zijn? Dat je me misschien had moeten laten gaan?’