Ze kijkt me aan maar ik weiger een spier te vertrekken. Ik vraag me af of dat haar schuldbekentenis is.
Ze lacht. ‘Tja, je gaat er toch zo aan, dus het kan geen kwaad om alles op te biechten.’ Ze houdt haar rechterhand omhoog alsof ze een officiële eed aflegt. ‘Ik, Drina Magdalena Auguste’ – ze trekt een wenkbrauw op wanneer ze die laatste naam uitspreekt – ‘heb inderdaad Evangeline, beter bekend als June Porter, van kant gemaakt. Die droeg toch totaal niets bij aan de wereld en nam alleen maar ruimte in, dus het is lang niet zo’n groot gemis als jij denkt. Ik moest haar uit de buurt hebben, zodat ik Haven voor mezelf had.’ Ze grijnst en laat haar blik over mij glijden. ‘Ja, zoals je al vermoedde, heb ik je beste vriendin Haven met opzet ingepikt. Dat is ook al zo simpel met die verloren zielen die te weinig liefde krijgen. Ze zijn zo wanhopig op zoek naar aandacht dat ze zo’n beetje alles doen voor iemand die hen zowaar ziet staan. En ja, ik heb haar overgehaald een tatoeage te nemen die haar bijna het leven gekost heeft. Maar dat was meer omdat ik niet wist of ik haar echt dood wilde hebben of haar terug wilde brengen na haar dood als een onsterfelijke. Het is zo lang geleden dat ik een acoliet had en ik moet bekennen dat ik het best leuk vond, zo’n volgelingetje. Besluitvaardigheid is nooit een van mijn sterkste kanten geweest. Als je zoveel keuze hebt en een eeuwigheid de tijd om te zien wat ervan komt, is het moeilijk om niet zo gretig te zijn dat je ze allemaal probeert!’Ze grijnst als een kind dat stout geweest is en betrapt wordt. ‘Maar goed, ik heb net te lang gewacht en toen bemoeide Damen zich ermee – goedbedoelende, onzelfzuchtige sukkel die hij soms kan zijn – en ach, de rest weet je al. O, en ik heb ervoor gezorgd dat Miles de hoofdrol kreeg in Hairspray. Het is goed mogelijk dat hij die rol in zijn eentje ook had gekregen, trouwens, want die jongen heeft echt een hoop talent! Het was alleen niet een risico dat ik wilde nemen, dus wurmde ik me in het hoofd van de regisseur om er op die manier voor te zorgen dat hij de rol kreeg. Hmm... dan hebben we nog Sabine en Jeff? Mijn schuld. Al pakt dat niet eens zo heel slecht uit, vind je wel? Stel je dat eens voor, jouw slimme, succesvolle, verstandige tante die valt op zo’n loser.’ Ze lacht. ‘Ontzettend sneu, maar ook erg grappig, toch?’
Maar waarom? Waarom doe je dit, denk ik, aangezien ik niet meer zo goed kan praten nu ik een paar tanden mis en me bijna verslik in mijn eigen bloed. Tegelijkertijd weet ik dat ik het niet hardop hoef te zeggen, ze kan mijn gedachten horen. Dus vraag ik stilletjes: Waarom betrek je er anderen bij, waarom kom je niet alleen achter mij aan?
‘Ik wilde je laten zien hoe eenzaam jouw leven kan zijn. Ik wilde je laten merken hoe eenvoudig mensen je in de steek laten voor iets beters, iets spannenders. Je bent helemaal alleen, Ever. Geïsoleerd, eenzaam. Niemand die van je houdt. Jouw leventje is erbarmelijk en nauwelijks de moeite van het leven waard. Als je het zo bekijkt, bewijs ik je zelfs een dienst.’ Ze glimlacht vals. ‘Al durf ik te wedden dat je me niet zult bedanken.’
Ik kijk naar haar en verbaas me hoe iemand die er vanbuiten zo beeldschoon uitziet, vanbinnen zo lelijk en verdorven kan zijn. Dan kijk ik recht in haar ogen en doe een klein pasje achteruit, in de hoop dat ze dat niet merkt.
Damen en ik zijn niet eens meer samen, denk ik fel. Het is al een hele tijd geleden uitgegaan. Waarom zoek je hem niet op? Dan gaan we elk onze eigen weg en vergeten deze hele situatie! Ik stuur haar deze gedachten in de hoop haar af te leiden.
Ze lacht en rolt met haar ogen. ‘Geloof me, jij bent de enige die vergeet dat dit ooit gebeurd is. Bovendien is het ook weer niet zo eenvoudig. Je hebt echt geen flauw idee hoe dit werkt, hè?’
Daar heeft ze een goed punt.
‘Het zit zo: Damen is van mij. Hij is altijd al van mij geweest. Jammer genoeg kom jij elke keer weer voorbij, in je achterlijke, saaie en zich herhalende levenscyclus. Aangezien je dat blijft volhouden, is het nu mijn vaste taak geworden om je op te sporen en steeds weer opnieuw te vermoorden.’ Ze doet een stap naar voren terwijl ik achteruitdeins. Mijn bebloede voetzool landt op een scherp en puntig stuk steen en ik krimp ineen van pijn en knijp mijn ogen dicht.
‘Denk je dat dat pijn doet?’ Ze lacht onbedaarlijk. ‘Wacht maar af.’
Ik kijk om me heen het ravijn rond. Mijn ogen schieten heen en weer, zoekend naar een uitweg, een vluchtroute. Nog een stap naar achteren en ik struikel en val. Mijn hand schuift over de aarde, waar mijn vingers een scherpe steen voelen en vastpakken. Ik smijt de steen naar haar gezicht, waar hij hard tegen haar kaak terechtkomt. Hij slaat een stuk uit haar wang.
De wond in haar gezicht spuit bloed en laat een gat zien waar twee tanden zaten. Toch blijft ze lachen. Vol ontzetting kijk ik toe hoe het gapende gat geneest en haar gezicht weer perfect glad trekt.