‘Heb je wel eens gezien hoe een kat een muis vangt en doodt?’ Ze glimlacht en haar ogen sprankelen als het puntje van haar tong haar lippen bevochtigt. ‘Hoe ze lange tijd spelen met hun arme, zielige prooi tot ze het zat zijn en het karwei afmaken?’
Ik sluit mijn ogen. Ik wil hier niet naar luisteren. Als ze er al zo naar uitkijkt om me te vermoorden, waarom schiet ze dan niet een beetje op?
‘Dat is de beloning die mij te wachten staat, dat klopt.’ Maar wil je niet weten wat je krijgt als je voor trick kiest?’ Als ik geen antwoord geef, slaakt ze een diepe zucht. ‘Je bent nogal saai, is het niet? Ach, ik vertel het je toch wel. Kijk, als je kiest voor trick, dan doe ik net alsof ik je laat gaan. Dan kijk ik rustig toe terwijl je rondjes rent en me probeert te ontwijken tot je helemaal uitgeput bent. Pas dan komen we bij de beloning. Dus, wat zeg je ervan? Een langzame dood? Of een tergend langzame dood? Kom op, schiet op, zoveel tijd heb je niet!’
‘Waarom wil je me zo graag dood hebben?’ Ik kijk haar aan. ‘Waarom kun je me niet gewoon met rust laten? Damen en ik zijn niet eens meer samen. Ik heb hem in geen weken gezien!’
Ze lacht alleen maar onheilspellend. ‘Het is niet persoonlijk, Ever. Maar Damen en ik kunnen het altijd veel beter met elkaar vinden zodra jij van het toneel bent verdwenen.’
Nou zei ik dus dat ik het allemaal snel achter de rug wilde hebben. Maar ik heb me bedacht. Ik geef niet op zonder me te verzetten. Zelfs al ben ik gedoemd de strijd te verliezen.
Ze schudt haar hoofd en kijkt me aan met een uitdrukking van teleurstelling op haar gezicht. ‘Dat wordt het dus. Je kiest voor trick, is het niet?’ Weer schudt ze haar hoofd. ‘Goed dan. Ga je gang!’
Drina laat mijn arm los en ik ren door het ravijn. Ik besef dat er misschien niets is dat me kan redden, maar ik moet het toch ten minste proberen.
Ik veeg het haar uit mijn ogen en ren blindelings door de mist. Ik hoop het pad te kunnen terugvinden, zodat ik bij de uitgang terechtkom. Mijn longen dreigen te exploderen in mijn borstkas, mijn teenslippers scheuren en vallen van mijn voeten, maar ik ren door. Ik ren, ook al voel ik scherpe, koude stenen in mijn voetzolen snijden. Ik ren verder, al voel ik een scherpe, hete pijn in mijn ribben steken. Ik hol langs bomen waarvan de scherpe, dorre, uitstekende takken tegen mijn jas komen en hem van mijn schouders trekken. Ik ren voor mijn leven, al weet ik niet eens of het de moeite wel waard is.
Terwijl ik ren, moet ik opeens denken aan een eerder moment dat ik dit deed.
Maar net als met die droom heb ik geen idee hoe het eindigt.
Als ik aankom bij het einde van de open plek waar ik het pad moet kunnen vinden, stapt Drina tevoorschijn uit de mistbanken. Ze staat recht voor me.
Ik duik weg en probeer langs haar te komen, maar ze hoeft slechts haar voet op te tillen en ik smak met een vaart tegen de koude bodem.
Ik lig knipperend met mijn ogen op de grond in een plas van mijn eigen bloed en hoor het hoongelach vlak achter me. Als ik mijn gezicht voorzichtig aanraak, zakt mijn neus opzij. Die is dus gebroken.
Het kost moeite om overeind te krabbelen en ik spuug kleine steentjes uit. Ik krimp ineen van afschuw als ik zie dat er een straaltje bloed en een paar tanden meekomen. Ik zie hoe ze haar hoofd schudt. ‘Wauw, je ziet er echt vreselijk uit, Ever.’ Ze trekt vol afgrijzen een vies gezicht. ‘Echt heel vreselijk. Je zou je zomaar afvragen wat Damen ooit in je gezien heeft.’
Mijn hele lijf klaagt van de pijn. Ik ben kortademig en onzeker op mijn benen. Het bloed in mijn mond legt een laagje over mijn tong dat bitter en metaalachtig smaakt.
‘Ik neem aan dat je nu alle details wel wilt weten, al zul je die de volgende keer toch niet onthouden hebben. Ach ja, het is altijd wel grappig om de schok van je gezicht af te lezen als ik het opnieuw uitleg.’ Ze lacht cynisch. ‘Ik weet niet waarom, maar om een of andere reden word ik nooit moe van deze scène, al moeten we hem nog zo vaak herhalen. Als ik heel eerlijk ben, moet ik zelfs toegeven dat het mijn genot alleen maar vergroot omdat het zoveel tijd kost. Het is net voorspel, al weet jij daar natuurlijk helemaal niets van. Al die keren kom je terug in een nieuw leven en steeds weer sterf je als maagd. Dat zou triest zijn als het niet zo verdomd grappig was.’ Een schamper lachje.
‘Waar zal ik beginnen, waar zal ik beginnen?’ Ze kijkt me aan met getuite lippen terwijl haar roodgelakte, gemanicuurde nagels tegen haar heup tikken. ‘Oké, nou, zoals je al weet, ben ik degene die het schilderij heeft omgewisseld met het doek uit je kofferbak. Serieus, jij als Picasso’s vrouw met het gele haar? Dat. Denk. Ik. Dus. Niet. Tussen ons gezegd en gezwegen, Picasso zou laaiend geweest zijn. Maar ja, ik houd nu eenmaal van hem. Van Damen, dus. Niet die dode schilder.’ Ze lacht om haar eigen grapje. ‘Wat nu? Eens kijken. Juist ja, ik heb uiteraard de veer neergelegd.’ Ze rolt met haar ogen. ‘Damen kan af en toe zo overdreven sentimenteel doen. O, en ik heb ook die droom in jouw gedachten geplant. Hoe vind je dat als maandenlange, mysterieuze voorbode? En nee, ik ga je niet het hoe en waarom uitleggen, want dat duurt echt veel te lang. Bovendien is het niet bepaald belangrijk voor waar jij naartoe gaat. Jammer dat je niet meteen stierf bij dat auto-ongeluk, dan had je ons allebei een hoop moeite kunnen besparen. Heb je enig idee wat je allemaal op je geweten hebt? Zonder jou was Evangeline er nog en Haven... Je hebt zelf gezien hoe dicht zij bij de dood was. Echt, hoor, Ever, wat ontzettend egoïstisch van je.’