Zoals beloofd, verstopt Sabine eerst alle alcohol voor ze terug gaat naar haar werk. Ik wacht tot ze weg is en sluip naar beneden, naar de voorraadkamer. Daar pak ik alle flessen wodka die nog over zijn van het Halloween-feest. Ze heeft ze naar achteren geduwd en is ze helemaal vergeten. Ik zeul ze mee naar mijn kamer, waar ik neerplof op bed. Het vooruitzicht van drie weken zonder school bevalt me wel. Eenentwintig lange dagen die me toelachen. Ik voel me net een dikke kat die nog een bak voer krijgt. Een week is de schorsing die Sabine heeft weten te bemiddelen. De andere twee zijn een goed ingeplande kerstvakantie. Ik wil het beste uit elk moment halen en ben van plan elke lange, luie dag door te brengen in een heerlijke wodkaroes.
Ik leun naar achteren tegen mijn kussens en schroef de dop los. Het is mijn bedoeling rustig aan te doen en kleine slokjes te nemen. Zo voel ik de alcohol door mijn keel glijden en verdwijnen in mijn bloedsomloop voor ik een volgend slokje neem. Geen grote teugen, niet naar binnen klokken of achteroverslaan. Gewoon een langzame, maar constante toevoer tot mijn hoofd weer rustig is en de hele wereld er vrolijker uitziet. Ik zink vanzelf weg in een betere wereld. Een plek zonder akelige herinneringen. Een thuis zonder groot, gapend gat, zonder verlies.
Een leven waarin ik alleen die dingen zie die ik moet zien. Die iedereen kan zien.
Negenentwintig
De ochtend van 21 december loop ik de trap af. Ik ben nog steeds draaierig, alles ziet er wazig uit en ik heb een flinke kater. Toch zet ik koffie en maak het ontbijt klaar. Alles voor de show, want ik wil dat Sabine naar haar werk gaat met het idee dat er niets aan de hand is. Dan kan ik tenminste terug naar mijn kamer en weer wegzakken in mijn roes.
Zodra ik haar auto hoor starten en wegrijden, giet ik de cornflakes in de gootsteen. Ik loop terug naar boven en pak de fles onder mijn bed vandaan. Terwijl ik de dop losschroef, kan ik niet wachten op het heerlijk verzachtende gevoel van de stroperige vloeistof die me van binnenuit verwarmt en al mijn pijn, onzekerheden en angsten vermindert tot er niets meer van overblijft.
Om wat voor reden dan ook, kan ik mijn ogen niet losmaken van de kalender die boven mijn bureau hangt. De datum van vandaag trekt mijn aandacht. Hij lijkt te schreeuwen, met zijn armen te zwaaien en op te springen als een irritant klein kind. Dus sta ik maar op en loop ernaartoe. Ik tuur naar het witte, lege vierkantje. Geen verplichtingen, geen afspraken, geen verjaardag te bekennen. Het enige wat er staat in heel kleine lettertjes is WINTERZONNEWENDE, een gebeurtenis die de uitgever van de kalender blijkbaar belangrijk vindt, al zegt het mij niets.
Ik laat me weer op het bed vallen en duw mijn hoofd tegen een stapel kussens terwijl ik een diepe teug neem uit de fles. Mijn ogen zijn dicht als ik de heerlijke warmte door mijn lichaam voel kruipen. Die spoelt door mijn aderen mijn hoofd in en kalmeert mijn hersenen – hetzelfde effect dat Damen op mij had door me alleen maar aan te kijken.
Ik neem nog een slok en nog eentje. Te snel, te onverschillig, niet zoals ik geoefend heb. Maar nu de herinnering aan Damen is opgedoken, wil ik hem zo snel mogelijk kwijt. Dus ga ik door – slok na slok, nippend, grotere teugen, flinke slokken – tot de gedachte aan hem is verdwenen en ik weer rustig ben.
Een tijdje later word ik wakker met een gevoel van warmte, tevredenheid en alles overwinnende liefde. Het is net alsof ik in de gouden stralen van de zon ben gewikkeld, zo veilig, blij en zeker. Hier wil ik altijd blijven. Ik knijp mijn ogen dicht en probeer dit moment uit alle macht vast te houden en nooit meer los te laten. Opeens kriebelt er iets op mijn neus. Ik voel een bijna onmerkbare verandering in de kamer, waardoor ik mijn ogen opendoe en van mijn bed opspring.
Ik klem mijn hand tegen mijn borst, waar mijn hart zo luid tekeergaat dat ik het kan voelen. Ik staar naar de zwarte veer die op mijn kussen ligt.
Het is dezelfde zwarte veer die ik in mijn pruik had gestoken die avond dat ik Marie Antoinette was.
Dezelfde veer die Damen meegenomen heeft als souvenir.
Ik weet zeker dat hij hier was.
Ik kijk naar de klok en vraag me af hoe ik zo lang heb kunnen slapen. Terwijl mijn blik door mijn kamer glijdt, zie ik dat het schilderij dat ik in de kofferbak van mijn auto had laten liggen, nu tegen de muur geleund staat, zodat ik hem goed kan zien. In plaats van Damens versie van Picasso’s Woman with Yellow Hair, zie ik een bleek, blond meisje door een donker en mistig ravijn rennen.
Het ravijn ziet er precies zo uit als in mijn dromen.
Zonder te weten waarom, gris ik mijn jas van de haak, stop mijn voeten in een paar teenslippers en ren naar Sabines kamer. Ik pak de autosleutels die ze in haar la verstopt heeft en haast me naar beneden, naar de garage. Ik heb geen flauw idee waar ik naartoe ga of waarom. Ik weet alleen dat ik moet opschieten en dat ik de plek wel herken als ik er eenmaal ben.