Ik kijk hem aan.
‘Maar natuurlijk veel stijlvoller. Ja, een stuk stijlvoller.’
Ik glimlach, trap het gaspedaal verder in en hoor de wielen slippen en bijna van het drijfnatte asfalt raken. Ik laat pas weer los als ik me herinner dat mijn ingebouwde politieradar niet meer werkt en Miles begint te gillen.
‘Serieus, Ever! What the hell? O mijn god, ben je nog steeds dronken?’
‘Nee!’ zeg ik veel te vlug. ‘Ik ben gewoon, je weet wel, ik kom eindelijk uit mijn schulp, dat is alles. In het begin ben ik een beetje verlegen, een paar maanden lang...’ Ik lach. ‘Maar geloof me, dit is de echte Ever.’ Ik knik heftig en hoop dat hij me gelooft.
‘Besef je wel dat je de natste, ellendigste dag van het jaar hebt uitgekozen om uit je schulp te komen?’
Ik schud mijn hoofd terwijl we het parkeerterrein op rijden. ‘Je hebt geen idee hoe mooi het vandaag is. Het doet me denken aan thuis.’
Ik zet de auto neer op de dichtstbijzijnde plek, waarna we naar het hek rennen met onze rugzakken boven ons hoofd bij wijze van paraplu. Onze schoenzolen spetteren water tegen onze benen. Als ik Haven onder de overhangende dakrand zie staan, wil ik het liefst een gat in de lucht springen. Ik kan haar aura niet meer zien!
‘O mijn god!’ zegt ze als ze met uitpuilende ogen van top tot teen bekijkt.
‘Jullie moeten echt eens iets originelers verzinnen,’ lach ik.
‘Serieus, wie ben jij?’ Haar mond hangt nog steeds open.
Miles lacht, slaat zijn armen om ons allebei heen en neemt ons mee langs het hek. ‘Let maar niet op Miss Oregon hier, die vindt het vandaag een heerlijke dag.’
Als ik naar de Engelse les loop, ben ik blij te merken dat ik niets meer kan zien of horen wat ik niet zou moeten zien of horen. Stacia en Honor fluisteren druk met elkaar en kijken fronsend naar mijn kleren, schoenen, haren en zelfs de make-up op mijn gezicht. Ik negeer het en houd me er niet mee bezig. Ik weet zeker dat ze niets vriendelijks te melden hebben, maar het feit dat ik de gedachten zelf niet meer hoef te horen, maakt een wereld van verschil. Als ik merk dat ze weer allebei naar me staren, glimlach ik en zwaai vriendelijk tot ze het zo eng vinden dat ze weer wegkijken.
Tijdens het derde uur is de roes bijna uitgewerkt. Langzaam beginnen de beelden, kleuren en geluiden weer terug te keren met hun overweldigende effect.
Ik steek mijn hand op en vraag om het pasje om de gang op te mogen. Ik ben de deur nog niet uit of het gevoel overspoelt me volledig.
Ik strompel naar mijn locker, draai de knop rond en probeer me te herinneren wat ook alweer de goede cijfercombinatie is.
Was het 24-18-12-3? Of 12-18-3-24?
Ik kijk met tranende ogen en een luid gebons in mijn hoofd de hal rond. Opeens weet ik het weer: 18-3-24-12. Op de tast schuif ik een stapel boeken en papieren opzij, waardoor alles op de grond valt. Het kan me niet schelen. Ik moet het waterflesje hebben dat in mijn locker verstopt is. Ik snak naar de zoete, vloeibare stof die me bevrijdt van alles.
Ik draai de dop los en gooi mijn hoofd achterover voor een flinke teug. Meteen komt de volgende slok en nog een en nog een. Ik hoop het vol te houden tot de lunchpauze en neem nog een laatste slok wanneer ik opeens hoor: ‘O, wacht – even lachen – nee? Dat geeft niet, het lukt zo ook wel.’
Vol afgrijzen zie ik Stacia naar me toe komen. Ze houdt een camera omhoog en laat me de foto zien waarop ik gulzig mijn wodka achteroversla.
‘Wie had gedacht dat jij zo fotogeniek zou zijn? Maar ja, we zien je ook zo zelden zonder capuchon over je hoofd.’ Ze glimlacht en laat haar blik over mijn outfit glijden, van mijn voeten tot aan mijn pony.
Ik gaap haar aan. Mijn zintuigen zijn weliswaar afgestompt door de drank, maar ik begrijp heus haar bedoelingen wel.
‘Wie vind je dat ik dit als eerste moet sturen? Je moeder?’ Ze tilt haar wenkbrauwen op en slaat haar hand op een overdreven manier voor haar mond alsof ze schrikt. ‘O, sorry, hoor. Dat spijt me nou heel erg. Ik bedoelde natuurlijk je tante. Of misschien een van je leraren? Of meteen maar aan al je leraren? Nee? Nee, je hebt ook helemaal gelijk. Deze foto moet meteen naar het schoolhoofd. Een vlieg, een klap. Wel een grote vlieg en zeer effectief, al zeg ik het zelf.’
‘Het is een flesje wáter,’ zeg ik verontwaardigd. Ik buk om mijn boeken op te pakken en stop ze terug in mijn locker. Ik probeer zo nonchalant mogelijk te doen, alsof het me allemaal niets uitmaakt. Ik weet dat zij angst beter ruikt dan een speciaal getrainde politiehond. ‘Je hebt alleen maar een foto van mij met een flesje water in mijn hand. Lekker belangrijk.’
‘Een flesje water?’ Ze lacht. ‘Ja, inderdaad. Ook zo’n ontzettend origineel idee, trouwens. Je bent vast de eerste die bedenkt wodka in een waterflesje te gieten.’ Ze slaat haar ogen naar het plafond. ‘Doe me een lol, zeg. Dit wordt je ondergang, Ever. Eén klein alcoholtestje en je kunt dag zeggen met je handje naar Bay View en zo naar de Academie voor Sukkels en Verslaafden.’