Home>>read Evermore free online

Evermore(75)

By:Alyson Noel


‘Hoeveel kost deze?’ Ik krimp ineen als ik mijn eigen stem door mijn hoofd hoor galmen als een oneindige drumsolo.

‘Honderdvijftig dollar.’

Ik neem de vrouw in me op, met haar blauwe batikblouse, versleten spijkerbroek en het zilveren vredesteken aan een ketting om haar nek. Ik weet dat ze bereid is met die prijs te zakken en ver ook. Maar mijn ogen prikken nu zo erg, het bonzende gevoel in mijn hoofd is zo hevig, dat ik geen fut heb om te onderhandelen. Ik wil gewoon naar huis.

Ik leg de tas weer netjes terug en wil me omdraaien. Dan zegt de vrouw: ‘Voor jou kan ik er wel honderddertig van maken.’

Weer weet ik dat ze nog steeds vrij hoog inzet en dat ik nog een hoop van die prijs af kan krijgen door te onderhandelen. Maar ik knik slechts en loop weg.

Dan hoor ik iemand achter me zeggen: ‘Jij en ik weten allebei dat ze omlaag was gegaan tot uiterlijk 95 dollar. Waarom geef je het dan zo snel op?’

Ik draai me om en zie een kleine, jonge vrouw met kastanjebruine haren staan met een felpaarse, stralende aura om haar heen.

‘Ava.’ Ze knikt en steekt haar hand naar me uit.

‘Weet ik.’ Ik doe mijn best haar hand te negeren.

‘Hoe is het met je?’ Ze glimlacht alsof ik helemaal niet onbeleefd ben geweest. Daardoor voel ik me net een tikkeltje schuldiger over mijn gedrag.

Ik haal mijn schouders op en loop terug naar de glasblazer, op zoek naar Miles en Haven. Een vlaag van paniek begint te kriebelen als ik hen niet meteen zie.

‘Je vrienden staan in de rij bij Laguna Taco. Maar geen zorgen, ze nemen ook iets voor jou mee.’

‘Dat weet ik,’ zeg ik met klem, al is het niet waar. Ik heb zo’n stevige hoofdpijn dat ik van niemand een goede indruk krijg.

Weer wil ik weglopen, maar dit keer pakt ze mijn arm vast. ‘Ever, ik wil je zeggen dat mijn aanbod nog steeds geldig is. Ik zou je graag helpen.’ Ze glimlacht.

Mijn eerste reactie is me losmaken en weglopen, zo ver als ik kan. Maar zodra ik haar hand op mijn arm voel, houdt mijn hoofd op met bonken, mijn oren suizen niet meer en mijn ogen prikken veel minder. Dan kijk ik haar aan en herinner me wie ze echt is: degene die mijn zusje van me afgepakt heeft. Ik knijp mijn ogen toe, trek mijn arm los en sis: ‘Denk je niet dat je me al genoeg geholpen hebt?’ Ik pers mijn lippen op elkaar en kijk haar woest aan. ‘Je hebt Riley al van me afgepakt. Wat kan je nu nog van me willen?’ Ik slik en moet een huilbui onderdrukken. In mijn woede vergeet ik beleefd te blijven, maar ze lijkt het niet te merken of het maakt haar niets uit.

Ze kijkt me aan met haar wenkbrauwen in een bezorgde frons samengetrokken. Haar aura is een prachtig mooi lichtpaars, net een baken in het donker. ‘Riley is niemands eigendom. Ze zal altijd bij je zijn, ook al kun je haar niet zien.’ Weer steekt ze haar hand naar me uit.

Maar ik wil niet luisteren. En ik wil al helemaal niet dat ze me aanraakt, ook al werkt het kalmerend. ‘Blijf uit mijn buurt en uit mijn leven,’ zeg ik terwijl ik wegloop. ‘Laat me met rust. Alles ging goed met Riley en mij tot jij je ermee bemoeide.’

Toch draait ze zich niet om. Ze gaat niet weg. Ze blijft op haar plek staan en kijkt naar me met die ontzettend irritante, aardige, bezorgde blik in haar ogen. ‘Ik weet van de vreselijke hoofdpijnen,’ fluistert ze met een zachte, geruststellende stem. ‘Je hoeft niet op deze manier door het leven te gaan, Ever. Ik kan je helpen.’

Natuurlijk wil ik dat alle geluiden en alle pijn ophouden, dolgraag zelfs. Maar ik draai rond op mijn hak en storm weg, hopend dat ik haar nooit meer zie.


‘Wie was dat?’ Haven doopt haar tortillachips in een klein bekertje salsasaus als ik bij haar kom zitten. Ik haal mijn schouders op als antwoord.

‘Niemand,’ fluister ik. Weer krimp ik ineen zodra de woorden door mijn hoofd echoën.

‘Ze lijkt op dat medium van het Halloween-feest.’

Ik pak het bordje dat Miles naar me toe schuift en grijp de plastic vork vast.

‘We wisten niet goed wat je wilde, dus hebben we van alles maar een beetje meegenomen,’ zegt hij. ‘Heb je dat tasje nog gekocht?’

Ik schud mijn hoofd, waar ik direct spijt van krijg. Het gebonk wordt er alleen maar erger van. ‘Veel te duur.’ Ik stop een hap in mijn mond, maar het kauwen maakt zo’n herrie dat de tranen in mijn ogen springen. ‘Heb jij een vaas gekocht?’ Ik weet al dat hij dat niet gedaan heeft, niet alleen doordat ik helderziend ben, maar ook door het ontbreken van een plastic tas.

‘Nee, ik vind het gewoon leuk om ze te zien glasblazen.’ Hij lacht en neemt een slokje van zijn drankje.

‘Hé, jongens, is dat mijn telefoon?’ Haven rommelt in haar veel te grote en overvolle schoudertas die vaak genoeg dienst doet als een mobiele kast.