‘Jij bent degene die dat belangrijk vindt. Als het aan mij lag, was het elke dag zaterdag.’
‘Maar dan is zaterdag niet speciaal meer, dan zijn alle dagen hetzelfde.’ Ik pluk een stukje van een geglazuurde donut. ‘Dan wordt het een oneindige sleur van lange, luie dagen zonder doelen en niets om naar uit te kijken. Alleen maar denken aan plezier en niets anders. Na een tijdje gaat de lol daar wel vanaf.’
‘Daar zou ik niet te zeker van zijn,’ grijnst hij.
‘Wat zijn dat eigenlijk voor geheimzinnige dingen die je moet regelen?’ Ik hoop een idee te krijgen van zijn leven, van de alledaagse dingen die hij doet als hij niet bij mij is.
‘Gewoon, dingen,’ zegt hij schouderophalend. Hij mag dan glimlachen, maar hij wil er duidelijk graag vandoor.
‘Misschien kan ik wel...’ Maar voordat ik de zin afmaak, schudt hij al met zijn hoofd.
‘Zet dat maar uit je hoofd. Ik laat je niet mijn was doen.’ Hij wiebelt van zijn ene been op zijn andere, alsof hij zich klaarmaakt voor een korteafstandssprint.
‘Maar ik wil zien waar je woont. Ik heb nog nooit het huis gezien van iemand die zelfstandig is en ik ben erg nieuwsgierig.’ Het moest vrolijk en luchtig klinken, maar het komt er zielig en wanhopig uit.
Weer schudt hij zijn hoofd. Dit keer kijkt hij naar de deur alsof het een lang verloren geliefde is en hij niet kan wachten om zich bij haar te voegen.
Het is tijd dat ik de handdoek in de ring gooi en het opgeef, maar toch moet ik het nog een keertje proberen. ‘Waarom dan niet?’ Ik ben benieuwd wat de reden is.
Hij kijkt me aan en ik zie de spieren in zijn kaak spannen. ‘Omdat het een puinhoop is. Een vreselijk smerige puinhoop. Ik wil niet dat je dat zo ziet en een verkeerd beeld van me krijgt. Bovendien krijg ik het toch nooit opgeruimd als je mee komt, want je leidt me veel te veel af.’ Hij glimlacht, maar zijn lippen zijn strak en zijn ogen kijken ongeduldig naar me. Alles wat hij zegt is bedoeld om de tijd te vullen tussen dit moment en zijn vertrek. ‘Ik bel je vanavond,’ zegt hij en hij loopt naar de voordeur toe.
‘En als ik nou besluit je te achtervolgen? Wat doe je dan?’ Ik laat een nerveus lachje horen, maar dat blijft in mijn keel steken zodra hij zich omdraait en ik zijn ogen zie.
‘Kom niet achter me aan, Ever.’
De intonatie laat het een beetje in het midden of hij alleen maar bedoelt ‘kom niet achter me aan, beste Ever’ of dat hij stiekem zegt ‘kom niet achter me aan, ever’, als in nooit. Ach, eigenlijk komt het allebei op hetzelfde neer.
Zodra Damen weg is, pak ik de telefoon en probeer Haven nog een keer te bellen, maar ik krijg haar voicemail. Het heeft weinig zin nóg een bericht achter te laten, want dat heb ik nu al een paar keer gedaan. Nu is het haar beurt om te bellen. Dus ik ga naar boven, neem een douche en ga achter mijn bureau zitten, vastberaden mijn huiswerk te maken. Het duurt niet lang voor mijn gedachten weer naar Damen schieten, met al zijn rare, mysterieuze eigenaardigheden die ik niet langer kan negeren.
Het zijn er nogal wat. Hoe weet hij bijvoorbeeld altijd wat ik denk, terwijl ik totaal geen hoogte van hem krijg? Hoe kan hij in die zeventien jaar op al die verschillende plekken gewoond hebben, met genoeg tijd om te leren schilderen, voetballen, surfen, koken en zich ook nog eens te verdiepen in literatuur en wereldgeschiedenis en alle andere onderwerpen die ik kan bedenken? En hoe zit dat met die supersnelle bewegingen waarbij het lijkt alsof zijn lichaam vervaagt? Daarnaast heb je nog die rozenknoppen, tulpen en de magische pen. En hoe hij het ene moment praat als een normale jongen en het andere moment klinkt als Heathcliff of Mr. Darcy of een ander karakter uit een boek van Jane Austen of een van de Brontë-zusjes. En die keer dat het erop leek dat hij Riley kon zien. Het feit dat hij geen aura heeft. Het feit dat Drina ook geen aura heeft. Ik weet ook zeker dat hij iets verbergt over waar ze elkaar werkelijk van kennen. En nu wil hij dus niet dat ik weet waar hij woont?
En dat allemaal nadat we samen in bed lagen?
Ja, goed, we hebben ook letterlijk alleen maar in bed gelegen. Toch vind ik dat ik recht heb op antwoorden op in elk geval een paar van die vragen, zo niet allemaal. Het is niet mijn stijl om op school in te breken en zijn dossier op te zoeken, maar ik ken iemand die dat wel durft.
Alleen weet ik niet goed of ik Riley hier wel bij moet betrekken. Afgezien daarvan weet ik niet eens hoe ik haar aandacht moet trekken en zorgen dat ze verschijnt. Dat heb ik tot nu toe nooit hoeven doen. Moet ik haar naam roepen? Een kaars aansteken? Mijn ogen sluiten en een wens doen?
Een kaars aansteken lijkt me vrij onzinnig. Dus sta ik in het midden van mijn kamer met mijn ogen stijf dicht en zeg zachtjes: ‘Riley? Riley, als je me kunt horen, ik wil graag met je praten. Om eerlijk te zijn moet je iets voor me doen. Maar je mag ook nee zeggen, daar heb ik alle begrip voor. Ik neem het je helemaal niet kwalijk. Het is een beetje raar en eh... ik voel me best stom zo hardop tegen mezelf pratend, dus als je me kunt horen, kun je me dan een teken geven of zoiets?’