Daarom ben ik de volgende ochtend opgelucht als ik hem voor de deur zie staan met koffie, muffins en een brede glimlach op zijn gezicht.
Weer proberen we Haven te bellen. Dit keer spreek ik zelfs een of twee berichten in, maar je hoeft niet helderziend te zijn om te weten dat ze niet met ons wil praten. Na een tijd bel ik dan maar naar haar huis, waar ik haar broertje Austin aan de lijn krijg. Ik weet dat hij niet liegt als hij me vertelt dat hij haar niet gezien heeft.
Na een dag rondhangen bij het zwembad wil ik net weer pizza bestellen, maar Damen pakt de telefoon uit mijn hand. ‘Vanavond wilde ik eens eten koken.’
‘Kun je koken dan?’ Ik zou niet weten waarom dat me verbaast. Tot nu toe heb ik nog steeds niets kunnen vinden wat hij niet kan.
‘Dat mag jij straks zeggen.’ Hij grijnst.
‘Heb je hulp nodig?’ Ik bied het aan, maar veel meer vaardigheden dan het koken van water of melk toevoegen aan een schaaltje cornflakes heb ik niet.
Hij schudt zijn hoofd en loopt naar het fornuis. Dus ga ik maar naar boven om te douchen en me om te kleden. Even later roept hij dat het eten klaarstaat en mijn mond valt open als ik de gedekte eettafel zie met daarop Sabines beste servies, tafellaken, kaarsen en een grote, kristallen vaas met daarin een enorm boeket rode tulpen. Wat anders?
‘Mademoiselle.’ Hij trekt mijn stoel naar achteren en spreekt met een perfect, melodieus, Frans accent.
‘Dit is onvoorstelbaar, heb jij dat allemaal gedaan?’ Ik staar vol bewondering naar de diverse borden met daarop zoveel eetbaars dat ik me afvraag hoeveel gasten we verwachten.
‘Dit is allemaal voor jou.’ Hij glimlacht en beantwoordt de vraag die ik niet hardop gesteld heb.
‘Voor mij? Eet je dan zelf niets?’ Ik kijk toe hoe hij perfect gegaarde groenten op mijn bord schept en heerlijk gebraden stukken vlees met daaroverheen een rijke, dikke saus die ik niet herken.
‘Natuurlijk wel,’ antwoordt hij. ‘Maar ik heb het vooral voor jou gemaakt. Een meisje kan niet leven van alleen maar pizza, weet je.’
‘Dat zal je nog verbazen,’ grinnik ik, terwijl ik mijn malse stukje vlees aansnijd.
Terwijl we eten maak ik gebruik van het feit dat hij zijn maaltijd nauwelijks aanraakt en stel alle vragen die ik altijd al heb willen stellen, maar die ik steeds vergeet zodra ik diep in zijn ogen kijk. Vragen over zijn familie, zijn jeugd, het eeuwige verhuizen, zijn zelfstandigheid. Ik vraag het omdat ik nieuwsgierig ben, maar vooral ook omdat het raar is een relatie te hebben met iemand van wie ik zo weinig weet. Hoe meer we praten, hoe meer overeenkomsten we blijken te hebben. We zijn allebei weeskinderen, al gebeurde dat bij hem op veel jongere leeftijd. Hij vertelt er niet veel over. Zelf ben ik ook niet scheutig met de details van mijn situatie, dus ik dring niet verder aan.
‘Waar vond je het het leukst?’ Mijn bord is leeg en ik geniet van het heerlijk lome gevoel van een volle maag.
‘Hier.’ Hij glimlacht. Hij heeft nauwelijks iets gegeten, maar zeker zijn best gedaan om te doen alsof door zijn eten heen en weer over zijn bord te schuiven.
Ik gluur met toegeknepen ogen naar hem. Geloof ik dat? Orange County is leuk, maar het kan toch niet beter zijn dan al die geweldige Europese steden, of wel?
‘Echt waar, ik ben hier heel gelukkig.’ Hij knikt en kijkt me recht aan.
‘En dat was je niet in Rome, Parijs, New Delhi of New York?’
Hij haalt zijn schouders op. Zijn blik is plotseling een tikje verdrietig en hij ontwijkt mijn ogen terwijl hij een slokje van zijn rode drankje neemt.
‘Wat is dat eigenlijk?’ zeg ik met een hoofdbeweging naar het flesje.
‘O, dit?’ Hij glimlacht en houdt het omhoog zodat ik het beter kan zien. ‘Een geheim familierecept.’ Hij schudt het flesje, zodat ik de vloeistof zie gloeien en sprankelen terwijl het langs de binnenkant van het flesje omhoog klotst en weer naar beneden glijdt. Het ziet eruit als een raar mengsel van wijn, bliksem en bloed met een snufje diamantstof.
‘Mag ik proeven?’ Dat vraag ik vooral uit nieuwsgierigheid, niet omdat ik zeker weet dat ik dat wil.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Je vindt het toch niet lekker. Het smaakt naar medicijnen, maar dat komt waarschijnlijk omdat het een medicijn is.’
Mijn ingewanden trekken samen en meteen stel ik me allerlei ongeneeslijke ziektes, gevaarlijke aandoeningen en de onmogelijkste klachten voor. Zie je wel, het was te mooi om waar te zijn.
Hij begint te lachen, schudt zijn hoofd en pakt mijn hand vast. ‘Maak je maar geen zorgen. Af en toe heb ik te weinig energie en dit helpt.’
‘Waar haal je dat spul dan?’ Ik zoek naar een etiket, een merknaam of logo, maar het flesje is glad, naadloos en helemaal schoon.
‘Dat zei ik toch: het is een geheim familierecept,’ zegt hij en met een laatste teug drinkt hij het flesje leeg. Hij duwt zijn stoel naar achteren, ook al ligt er nog van alles op zijn bord, en stelt voor te gaan zwemmen.