Ik loop door naar mijn kamer alsof ik haar niet zie en hoop dat ze begrijpt dat ze even moet verdwijnen en later terug kan komen. Heel veel later.
‘Volgens mij heb je je televisie aan laten staan,’ merkt Damen op, terwijl hij de studeerkamer in loopt. Boos kijk ik naar Riley die naast hem huppelt, hem van top tot teen bekijkt en vervolgens twee duimen enthousiast omhooghoudt.
Met mijn blik smeek ik haar te vertrekken, maar ze laat zich op de bank vallen en legt haar voeten op zijn knieën.
Ik storm de badkamer binnen, kwaad dat ze de hint niet opvolgt en niet weggaat. Ik weet gewoon dat het niet lang zal duren voor ze iets stoms doet, iets wat ik niet kan verklaren. Ik trek mijn trui uit en haast me door de naschoolse routine. Ik poets mijn tanden met één hand en rol deodorant onder mijn oksel met de andere. Ik spuug de tandpasta uit en trek een schoon, wit T-shirt over mijn hoofd. Dan trek ik het haarbandje uit mijn haren zodat ze loshangen, smeer wat lippenbalsem op, spuit wat parfum hier en daar en haast me terug de kamer in. Daar tref ik nog steeds Riley aan, die nu in Damens oren tuurt.
‘Ik zal je het balkon laten zien. Het uitzicht is geweldig,’ vertel ik hem. Ik wil hem bij Riley weg hebben.
‘Dat komt straks wel,’ zegt hij en tikt met zijn hand op het kussen naast hem, als teken dat ik bij hem moet gaan zitten. Riley springt overeind en begint te juichen.
Ik kijk toe hoe hij daar zit, onschuldig en zonder enig idee. Hij denkt dat hij de bank voor zichzelf heeft, maar in werkelijkheid heeft hij dat prikje in zijn oor, het gekriebel op zijn knie en de koude lucht in zijn nek aan mijn jongere, overleden zusje te danken.
‘Mijn flesje water staat nog in de badkamer,’ zeg ik met een scherpe blik naar Riley. Ik draai me om en hoop dat ze me volgt als ze weet wat goed voor haar is.
Het is Damen die opstaat en zegt: ‘Ik haal het wel.’
Ik zie hoe hij voorzichtig tussen de bank en de tafel door loopt, op een manier die doet vermoeden dat hij om Rileys uitstekende benen heen stapt.
Ze staart mij aan en ik kijk verbaasd terug. Vlak daarna verdwijnt ze.
‘Gelukt.’ Damen gooit het flesje naar me toe en loopt nu veel minder oplettend langs de bank waar hij net nog zo voorzichtig deed. Hij merkt dat ik staar en lacht. ‘Wat is er?’
Ik schud mijn hoofd en kijk naar de televisie in mijn kamer. Het moet een vreemd toeval zijn geweest. Hij kan haar onmogelijk gezien hebben.
‘Wil je me nou alsjeblieft een keer uitleggen hoe je dat doet?’
We zitten buiten, met onze benen omhoog in de strandstoelen. We hebben samen bijna een complete pizza naar binnen gewerkt. Althans, het meeste zit in mijn buik, want Damen eet meer als een fotomodel dan als een jongen. Je kent dat wel, een beetje spelen met de pizzapunten en af en toe een heel klein hapje. Hij houdt het vooral bij kleine slokjes van zijn rode drankje.
‘Hoe ik wat doe?’ vraagt hij met zijn armen losjes om me heen geslagen en zijn kin op mijn schouder.
‘Alles! Nee, ik meen het. Je maakt nooit huiswerk en toch weet je alle antwoorden. Je pakt een kwast op, stopt hem in een pot verf en twee tellen later verschijnt er een Picasso op het doek die er beter uitziet dan Picasso’s origineel! Ben je dan ten minste slecht in sport? Heb je een gebrek aan coördinatie? Wat is het, vertel op!’
Hij zucht. ‘Nou, ik ben nooit erg goed geweest in honkbal.’ Zijn lippen drukken tegen mijn oor aan. ‘Maar ik ben een begenadigd voetballer en ik kan ook vrij goed surfen, al zeg ik het zelf.’
‘Dan moet het iets met muziek zijn. Ben je amuzikaal of heb je geen gevoel voor ritme?’
‘Geef mij een gitaar en ik speel iets voor je. Of een piano, viool of saxofoon.’
‘Wat is het dan? Toe, iedereen is wel ergens slecht in! Ik wil weten waar jij slecht in bent.’
‘Waarom wil je dat zo graag weten?’ vraagt hij, terwijl hij me dichter naar zich toe trekt. ‘Waarom wil je die perfecte illusie die je van me hebt zo graag verstoren?’
‘Omdat ik het niet leuk vind zo zwak en zielig over te komen in vergelijking met jou. Ik ben zo middelmatig in zoveel dingen. Dan wil ik weten dat er ook iets is waar jij niet goed in bent. Kom op, zeg het nou. Dan voel ik me meteen beter.’
‘Je bent niet middelmatig,’ zegt hij met zijn neus in mijn haren en op een veel te ernstige toon.
Zo snel geef ik niet op. Ik moet iets hebben waardoor hij wat menselijker lijkt, al is het maar een klein beetje. ‘Een dingetje maar. Alsjeblieft? Zelfs als je moet liegen, dan is het voor een goed doel, namelijk mijn zelfvertrouwen.’
Ik wil me naar hem toe draaien, maar hij houdt me stevig op mijn plek. Na een klein kusje op het randje van mijn oor fluistert hij: ‘Wil je het echt weten?’
Ik knik. Mijn hart begint sneller te kloppen en mijn bloed lijkt wel elektrisch geladen.