Home>>read Evermore free online

Evermore(42)

By:Alyson Noel


‘Dit is het moment waarop jij zegt dat je dat ook voelt,’ zegt hij.

Ik aarzel. Mijn hart klopt zo snel dat hij het moet kunnen horen. Maar ik aarzel te lang en het magische moment is voorbij. Hij legt zijn arm om mijn middel en we lopen terug naar het hek.

‘Het geeft niet,’ zegt hij glimlachend. ‘Neem alle tijd die je nodig hebt. Er is geen haast bij, geen deadline.’ Hij lacht. ‘Dan gaan we er nu voor zorgen dat je naar je les kunt gaan.’

‘Dan moeten we toch echt via het kantoortje.’ Ik blijf staan en kijk hem fronsend aan. ‘Het hek zit al op slot, weet je nog wel?’

Hij schudt zijn hoofd. ‘Ever, het hek zit niet op slot.’

‘Eh, sorry, maar ik heb net geprobeerd het te openen. Het hek zit op slot,’ help ik hem herinneren.

Hij glimlacht. ‘Vertrouw je me?’

Ik kijk hem aan.

‘Wat kan het voor kwaad? Een paar extra passen? Een paar minuutjes meer?’

Ik kijk van het kantoortje naar hem en besluit hem tegen beter weten in te volgen, helemaal terug naar het hek dat nu op wonderbaarlijke wijze open is.

‘Maar ik heb het zelf gezien! Jij zag het ook!’ roep ik uit, niet begrijpend hoe dit mogelijk is. ‘Ik heb eraan getrokken en geschud zo hard ik kon en het hek gaf geen centimeter mee!’

Hij zegt niets en geeft me alleen een kus op mijn wang. ‘Ga je gang. O, en maak je geen zorgen, meneer Robins kon niet komen en de invalster is nogal verward. Het komt wel goed.’

‘Kom je niet mee?’ Weer voel ik een vlaag van aanhankelijkheid en paniek opkomen.

Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik ben zelfstandig. Ik doe waar ik zin in heb.’

‘Jawel, maar...’ Als ik me realiseer dat ik wel meer niet weet dan zijn telefoonnummer, breek ik mijn zin af. Ik ken hem eigenlijk nauwelijks. Toch raar dat hij ervoor zorgt dat ik me zo goed voel, zo normaal als hij in de buurt is. Alles aan hem is zo abnormaal als het maar zijn kan. Pas als ik me omdraai, realiseer ik me bovendien dat hij niet eens heeft uitgelegd wat er gisteren gebeurde tijdens de rit naar huis.

Voor ik die vraag kan stellen, staat hij al naast me en pakt mijn hand vast. ‘Mijn buurman belde. Mijn sprinklers werkten niet goed en de hele tuin liep onder. Ik probeerde je aandacht te krijgen, maar je zat aan de telefoon en ik wilde je verder niet lastigvallen.’

Ik kijk naar onze handen, de een bronskleurig, de ander witjes, de een sterk, de ander broos. Een bijzondere combinatie.

‘Ga nu maar. Ik zie je na school, dat beloof ik je.’ Hij glimlacht en steekt zijn hand achter mijn oor, waar hij een rode tulp vandaan tovert.


Normaal gesproken doe ik mijn best niet te veel na te denken over mijn oude leventje. Ik probeer niet te denken aan mijn oude huis, mijn vrienden en familie of hoe ik toen was. Ik ben er ondertussen beter in geworden om zo’n bui te zien aankomen, omdat ik de symptomen herken. De prikkende ogen, de oppervlakkige ademhaling, een overweldigend gevoel van leegte en wanhoop. Maar heel soms slaat het toe zonder waarschuwing, zodat ik me niet kan voorbereiden. Het enige wat ik dan nog kan doen is me klein maken en wegkruipen tot het over is.

Dat is dus vrij lastig tijdens een geschiedenisles.

Terwijl meneer Munoz monotoon doorgaat over Napoleon, merk ik dat mijn keel dichtgeknepen voelt, mijn maag verkrampt en mijn ogen opeens beginnen te branden. Ik spring overeind en race naar de deur. Ik merk niet eens dat de leraar mijn naam roept en mijn klasgenoten me spottend uitlachen.

Ik ren een hoek om met tranen in mijn ogen, happend naar lucht. Ik voel me leeg van binnen, helemaal hol, als een zwakke constructie die dreigt in te storten. Als ik Stacia eenmaal in mijn vizier heb, is het al veel te laat. Ik loop haar met zo’n snelheid omver dat ze tegen de vloer smakt. Haar jurk scheurt.

‘O mijn...’ Ze staart met open mond naar haar gespreide benen en de scheur in haar jurk voor ze haar ogen op mij richt. ‘Jij freak! Je hebt verdomme een gat in mijn jurk gemaakt!’ Ze steekt haar vuist door de opening om de schade goed te laten zien.

Natuurlijk vind ik het erg, maar ik heb nu geen tijd om er iets aan te doen. De golf van verdriet is niet tegen te houden en ik wil niet dat zij me zo ziet.

Ik wil dan ook langs haar lopen, maar ze pakt mijn arm vast en krabbelt op die manier overeind. De aanraking vervult me met zo’n duistere, sombere energie dat ik naar lucht hap.

‘Mocht je het nog niet weten: dit is een designerjurk. Dat betekent dat jij een nieuwe gaat betalen.’ Haar vingers knijpen zo hard in mijn arm, dat ik bang ben flauw te vallen. ‘En dat is nog lang niet alles.’ Ze schudt haar hoofd en kijkt me uitdagend aan. ‘Je zult zo’n ongelooflijke spijt krijgen dat je tegen me op gelopen bent! Je zult wensen dat je nooit hier op school was gekomen!’