Home>>read Evermore free online

Evermore(22)

By:Alyson Noel


‘Ik wist dat het niet lang kon duren.’ Miles schudt zijn hoofd en kijkt toe hoe Damen indruk maakt op het populaire groepje van school met zijn charmes, zijn magische pen en die achterlijke rozenknoppen. ‘Ik wist dat het te mooi was om waar te zijn. Zei ik dat niet ook precies zo tegen jullie op de eerste dag? Kunnen jullie je nog herinneren dat ik dat zei?’

‘Nee,’ bromt Haven terwijl ze die kant op blijft staren. ‘Nee, dat kan ik me helemaal niet herinneren.’

‘Toch is het zo.’ Miles giet grote slokken Vitaminwater naar binnen en knikt. ‘Ik heb het je gezegd. Je hebt het misschien niet gehoord, maar toch.’

Ik kijk naar mijn boterham en haal mijn schouders op. Ik heb geen zin in een discussie over wie er wat gezegd heeft en wanneer. En ik wil al helemaal niet naar Damen blijven kijken, of naar Stacia of wie dan ook aan dat tafeltje. Mijn hoofd tolt nog van de Engelse les, toen Damen naar me toe boog om me een briefje te geven, terwijl meneer Robins met de presentielijst bezig was.

Het briefje was bedoeld voor Stacia.

‘Geef ’m maar lekker zelf door,’ siste ik en weigerde het ding aan te raken. Ik vraag me nog steeds af hoe zo’n klein stukje papier, opgevouwen tot een kleine driehoek, toch zo kwetsend kan zijn.

‘Toe nou,’ hield hij vol en schoof het papiertje naar me toe, zodat het vlak naast mijn hand lag. ‘Ik beloof je dat niemand het merkt.’

‘Daar gaat het niet om.’ Ik keek hem kwaad aan.

‘Wat is dan het probleem?’ vraagt hij met zijn grote, donkere ogen op de mijne gericht.

Ik wilde het stomme papiertje gewoon niet aanraken. Ik wilde niet weten wat erin stond. Het moment dat ik het aanraakte, zou ik die woorden voor me zien, het complete sexy, schattige, flirterige en ongecensureerde bericht. Ik had de inhoud toch wel meegekregen zodra zij het briefje las, maar dan kon ik tenminste doen alsof de tekst was aangetast door de interpretatie van dat domme wicht. Maar als ik het briefje aanraakte, dan zou ik weten dat het er allemaal echt stond. Zoiets wilde ik niet zwart op wit zien staan...

‘Geef het zelf maar door,’ herhaalde ik nog een laatste keer. Ik veegde het papiertje opzij met de punt van mijn potlood, waardoor het van de tafel vloog. Ik haat de manier waarop mijn hart woedend tegen mijn ribben bonkte toen hij begon te lachen en het papiertje opraapte.

Ik haat ook het gevoel van opluchting dat over me heen kwam toen ik zag dat hij het in zijn broekzak stopte en niet aan háár gaf.

‘Aarde aan Ever, ben je er nog?’

Hard schud ik mijn hoofd heen en weer en ik kijk Miles aan.

‘Ik vroeg je wat er gebeurd is. Niet dat ik je ergens van beschuldig, maar je bent wel de laatste die hem vandaag gezien of gesproken heeft.’

Wist ik het maar, denk ik, terwijl ik hem blijf aankijken. Ik herinner me de tekenles van gisteren, waar Damens ogen de mijne zochten, zijn hand mijn huid opwarmde en ik zo zeker wist dat er iets speciaals was tussen ons – misschien wel iets magisch. Dan denk ik aan het andere meisje, nog voor Stacia, het beeldschone maar hooghartige meisje met het rode haar bij het St. Regis-hotel. Ik was haar bijna vergeten. Ik voel me een idioot dat ik zo naïef was, dat ik ook maar een moment lang geloofde dat hij iets in mij zag. Dat is natuurlijk typisch Damen. Hij is een versierder, een rokkenjager. Dit soort dingen doet hij aan de lopende band.

Ik kijk nog een keer naar de andere lunchtafel, waar ik net meekrijg hoe Damen een compleet boeket witte rozen tevoorschijn tovert van achter Stacia’s oor, uit haar mouw, uit haar laag uitgesneden shirt en tasje. Ik bijt op mijn lip en kijk de andere kant op om de overdreven omhelzing die volgt niet te hoeven zien.

‘Ik heb niks gedaan,’ antwoord ik dan eindelijk. Ik begrijp even weinig van Damens gedrag als Miles en Haven, maar ik durf het niet toe te geven.

Uit Miles’ gedachten merk ik dat hij zorgvuldig nadenkt over het antwoord en afweegt of hij me moet geloven of niet. Dan zucht hij en zegt: ‘Voel je je nu net zo somber, afgewezen en leeg als ik?’

Dolgraag zou ik het toegeven, ik zou hem het liefst alles vertellen, de hele chaos van gevoelens die ik onderdruk. Gisteren nog dacht ik dat er iets moois opbloeide tussen ons, maar vandaag heb ik opeens te maken met dit gedoe. Ik schud mijn hoofd en zeg niets, pak mijn spullen in en loop naar het volgende leslokaal, nog voor de bel gaat.


Tijdens mijn vijfde lesuur, Frans, bedenk ik allerlei smoesjes om niet naar de tekenles te hoeven gaan. Zelfs terwijl ik alle oefeningen braaf meedoe – mijn lippen bewegen en de buitenlandse woorden rollen van mijn tong – is mijn hoofd obsessief bezig met het verzinnen van kwalen die ik kan gebruiken. Buikpijn, misselijkheid, koorts, duizelingen, griep; wat dan ook, het maakt niet uit.