Home>>read Evermore free online

Evermore(21)

By:Alyson Noel


‘Er is geen roze,’ grom ik. Ik zou willen dat ze af en toe even serieus meedoet en niet overal een spelletje van maakt. ‘Kom op, help me eens. Zoveel tijd heb ik niet.’

Ze wrijft met haar hand over haar kin en knijpt haar ogen tot spleetjes. ‘Zou je dat nou eerder hemelsblauw of korenbloemblauw noemen?’

‘Laat maar zitten.’ Ik gooi de blauwe op mijn bed en trek de groene sweater over mijn hoofd.

‘Ik zou de blauwe nemen.’

Met mijn ogen net boven de kraag uit en mijn neus, mond en kin nog ergens onder de trui verstopt, blijf ik staan.

‘Ik meen het, die blauwe past beter bij je ogen.’ Ik staar haar een moment lang aan, maar trek dan de groene trui uit en doe wat ze zegt. Daarna rommel ik in mijn la tot ik de lipgloss heb gevonden, maar ik aarzel hem op te doen. Dan zegt ze: ‘Oké, wat is er aan de hand? Ik bedoel, de truiencrisis, de plakkerige handpalmen en nu make-up? Wat moet je me vertellen?’

‘Ik heb helemaal geen make-up op,’ reageer ik bijna schreeuwend, waar ik zelf van schrik.

‘Laten we geen ruziemaken om onzinnige details, Ever. Lipgloss telt ook. Dat is echt make-up. En jij, lieve, grote zus, wilde het net op je lippen smeren.’

Ik laat de lipgloss weer in de la vallen en grijp in plaats daarvan naar een gewone lippenbalsem. Ik smeer een dof, wasachtig laagje op mijn lippen.

‘Eh, hallo? Ik wacht nog steeds op antwoord, hoor!’

Ik wrijf mijn lippen over elkaar, loop de deur uit en de trap af.

‘Goed, hoor. Als je het zo wilt, kun je het zo krijgen. Maar denk maar niet dat je me kunt weerhouden ernaar te raden,’ zegt ze als ze me volgt.

‘Wat jij wilt,’ mompel ik op weg naar de garage.

‘We weten dat Miles het niet kan zijn, want je bent niet bepaald zijn type. We weten ook dat het niet Haven is, want zij is niet jouw type. Dus...’ Ze glipt dwars door het gesloten portier van de auto en neemt plaats op de passagiersstoel terwijl ik me moet inhouden. ‘Nou ja, dat is eigenlijk je hele vriendenkring wel, dus vertel het me maar gewoon. Ik geef het op.’

Eerst zet ik de garagedeur open, dan ga ik op de ouderwetse manier op mijn plek achter het stuur zitten. Ik trap extra stevig op het gaspedaal, zodat het geluid harder is dan haar stem.

‘Ik weet dat je iets in je schild voert,’ gaat ze verder over de ronkende motor heen. ‘Ik mag het misschien niet zeggen, maar je gedraagt je nu precies als die keer dat je van plan was op Brandon af te stappen. Weet je nog hoe paranoïde en zenuwachtig je toen was? Je vroeg je af of hij jou ook wel leuk vond en meer van die onzin. Dus, zeg op. Wie is de pechvogel? Wie is je nieuwe slachtoffer?’

Net als ze dat zegt, duikt er een beeld van Damen op voor mijn ogen. Zijn donkere ogen glinsteren ondeugend en hij ziet er erg knap en sexy uit. Het beeld is zo echt dat ik hem bijna wil vastpakken en niet meer loslaten. Maar in plaats daarvan schraap ik mijn keel, zet de auto in zijn achteruit en zeg: ‘Niemand. Er is helemaal niemand. Maar neem van mij aan dat dit de laatste keer is dat ik jou om hulp vraag.’


Tegen de tijd dat de Engelse les begint, ben ik net zo misselijk, zenuwachtig en angstig als Riley al voorspelde, compleet met zweethanden. Dan zie ik Damen met Stacia praten en kan ik ‘paranoïde’ meteen aan het lijstje toevoegen.

‘Pardon.’ Ik kom bij de plek aan waar dit keer niet Stacia’s vaste valstrik in de weg ligt, maar Damens geweldige, lange benen uitsteken.

Hij negeert me en blijft op haar tafel zitten. Terwijl ik toekijk, houdt hij zijn hand achter haar oor en tovert er een roos vandaan, nog in de knop.

Een enkele, witte rozenknop.

Een echte, frisse, glinsterende rozenknop compleet met dauwdruppels erop.

Wanneer hij die aan haar geeft, slaakt ze een verrukte kreet alsof ze een diamant heeft gekregen.

‘O mijn god! Dat kan niet! Hoe dóé je dat?’ piept ze en houdt de bloem omhoog zodat iedereen hem kan zien.

Ik pers mijn lippen op elkaar en kijk naar de grond terwijl ik naar mijn iPod grijp en het geluid zo hard zet dat ik haar niet meer kan horen.

‘Ik wil er graag langs,’ mompel ik. Ik kijk op, recht in Damens ogen, waar ik een korte glimp van warmte opvang voor zijn blik ijzig wordt en hij opzij gaat.

Met grote passen storm ik naar mijn eigen plek. Als een zombie, een robot of een ander gevoelloos wezen zet ik de ene voet voor de andere – dat gaat automatisch goed – alsof ik voorgeprogrammeerd ben en zelf niet kan nadenken. Ik laat me op mijn stoel zakken en ga verder met mijn routine: ik pak papier, boeken, mijn pen en doe net alsof ik niet merk hoeveel tegenzin Damen laat zien als hij van meneer Robins op zijn plek moet gaan zitten.


‘What the fug?’ roept Haven uit terwijl ze haar lange pony opzijschuift en recht voor zich uit kijkt. Haar voornemen om in het nieuwe jaar niet meer te vloeken is het enige dat ze zo ver volgehouden heeft, maar dat komt vooral omdat ze het woordje ‘fug’ zelf erg grappig vindt.