Ik adem langzaam uit en knijp mijn ogen tot spleetjes. Ik zie haar op mijn bed liggen als Cleopatra op haar draagstoel met de autoriteit van een vroegrijpe puber en hoor haar kritiek geven op mijn leven, mijn uiterlijk en zo’n beetje alles wat ik doe. Ik krijg updates over ex-vrienden waar ik nooit om gevraagd heb.
Het moet toch leuk zijn om gewoon binnen te kunnen vallen wanneer je daar zin in hebt. Niet te hoeven meedoen met de dagelijkse sleur en alles wat daarbij komt kijken voor ons gewone stervelingen.
Plotseling erger ik me zo erg aan haar onaangekondigde bezoekjes – die eigenlijk meer een verrassingsaanval zijn – dat ik wil dat ze me met rust laat. Ik wil dat ze mij de rest van mijn luizige leven laat leven zonder haar constante, betweterige commentaar. Ik kijk haar recht aan en zeg sarcastisch: ‘En, wanneer mag je naar de school voor engelen? Of ben je al geschorst vanwege je kwaadaardige karakter?’
Ze kijkt me kwaad aan en knijpt haar ogen dicht tot het boze, donkere streepjes zijn. Op dat moment klopt Sabine op mijn deur en vraagt of ik klaar ben.
Ik staar naar Riley en daag haar met mijn blik uit om iets doms te doen, iets waardoor Sabine merkt dat er vreemde dingen gebeuren in haar huis.
Mijn zusje glimlacht alleen maar liefjes en zegt: ‘Je moet de groeten hebben van mama en papa.’ Dan verdwijnt ze.
Zeven
Tijdens de rit naar het restaurant kan ik alleen maar denken aan Riley, haar onaardige opmerking en hoe onbeleefd het is om zoiets te zeggen en dan gewoon te verdwijnen. Ik smeek haar al tijden om me iets te vertellen over onze ouders, al is het maar een enkele opmerking. Maar dat doet ze niet. In plaats daarvan gedraagt ze zich nerveus, gespannen en defensief en weigert ze uit te leggen waarom ik hen nooit zie verschijnen.
Je zou denken dat je aardiger bent na je dood. Vriendelijker. Maar dat geldt niet voor Riley. Die is nog even verwend, vervelend en vreselijk als voor het ongeluk.
Sabine geeft de autosleutels aan de valetparking en we lopen samen naar binnen. Zodra ik de enorme marmeren hal zie, met de reusachtige bloemstukken en het prachtige uitzicht op de oceaan, heb ik spijt van mijn gedachten. Riley heeft gelijk. Dit is geen goedkope eettent. Het is een duur, chique restaurant. Daar ga je heen op een speciale avond met je partner, niet met je sombere nichtje.
De gastvrouw loopt voor ons uit naar een zorgvuldig gedekte tafel met flakkerende kaarsen en een peper-en-zoutstel dat lijkt op twee verzilverde stenen. Ik neem plaats en kijk eens goed om me heen. Het is ongelooflijk chique en stijlvol. Vooral vergeleken met de restaurants waar ik tot nu toe geweest ben.
Ik heb de gedachte nog niet geformuleerd of ik sla me stilletjes voor mijn hoofd. Het heeft geen zin om de situaties van voor en na het ongeluk te vergelijken of om het filmpje van ‘hoe het vroeger was’ in mijn hoofd af te spelen. Al is dat soms lastig met Sabine in de buurt. Ze is mijn vaders tweelingzus en ze doet me dan ook constant aan hem denken.
Sabine bestelt rode wijn voor zichzelf en een frisdrank voor mij. Dan bekijken we de menukaart en maken een keuze. Zodra de serveerster weg is, veegt Sabine een plukje van haar korte, blonde haren achter haar oor en glimlacht beleefd. ‘En, hoe gaat het met je?’ vraagt ze. ‘Met school, met je vrienden, is alles goed?’
Ik houd van mijn tante, echt waar, en ik ben haar dankbaar voor alles wat ze voor me gedaan heeft. Maar ze is niet erg goed in praten over koetjes en kalfjes, ook al kost het haar geen enkele moeite om een twaalfkoppige jury te overtuigen. Ik kijk haar aan en antwoord: ‘Ja, hoor, alles gaat goed.’ Oké, misschien zijn dit soort gesprekken ook niet mijn sterkste punt.
Ze legt haar hand op mijn arm en wil verder praten, maar voor ze de woorden kan vormen, spring ik al overeind uit mijn stoel.
‘Eh... ik ben zo terug,’ stamel ik terwijl ik bijna mijn stoel omver stoot. Ik haast me terug naar de hal zonder iemand te vragen waar de toiletten zijn. De serveerster tegen wie ik net op botste, keek naar me en vroeg zich af of ik het zou halen naar het toilet aan het einde van de lange gang.
Ik loop in de richting die zij me zonder het te weten heeft verteld en kom langs een zaal vol spiegels. Er hangen diverse gigantische spiegels op een rij, allemaal met een gouden lijst eromheen. Het is vrijdag en er is een grote groep gasten aanwezig in het hotel voor een bruiloft die, volgens wat ik zo kan ‘zien’, maar beter niet kan plaatsvinden.
Een paar mensen lopen me voorbij. Hun aura’s kolken en draaien, rusteloos door alle alcohol. Het is zo chaotisch om te zien dat ik er draaierig en misselijk van word. Ik voel me zo licht in mijn hoofd dat wanneer ik in de spiegels kijk, ik een hele rij Damens zie staan.
Ik strompel naar de toiletten, grijp de marmeren rand van de fonteintjes vast en probeer op adem te komen. Uit alle macht concentreer ik me op de orchideeën in de bloempotten, de geurige lotions en de stapel zachte gastendoekjes die op een grote, porseleinen schaal liggen. Langzaam word ik rustiger, kalmer en kan ik weer ademhalen.