‘Tja, blijkbaar heeft Damen een even grote hekel aan voetbal als wij. Daar kwam ik achter tijdens Havens grote interview, net voor jij kwam.’ Haven glimlacht trots en maakt een kleine buiging bij wijze van ‘graag gedaan’. Haar knieën bewegen daarbij allebei een eigen kant op. ‘En omdat hij hier nieuw is en verder toch niemand kent, vonden wij dat we hem meteen maar voor onszelf moesten houden. Dan kunnen we er ook voor zorgen dat hij geen andere vrienden maakt.’
‘Maar...’ Veel verder komt mijn protest niet, want ik heb geen idee wat ik moet zeggen. Ik weet wél zeker dat ik er niets voor voel dat Damen bij mij thuis langskomt. Vanavond niet, nooit niet.
‘Ik ben er iets na achten,’ deelt Haven mee. ‘Mijn bijeenkomst is om zeven uur klaar, dan heb ik net genoeg tijd om nog naar huis te gaan en me om te kleden. En even voor de duidelijkheid: bij deze claim ik de plek naast Damen in het bubbelbad!’
‘Hé, dat mag niet zomaar!’ roept Miles kwaad, terwijl hij met zijn hoofd schudt. ‘Dat is niet eerlijk!’
Haven zwaait met haar hand in de lucht terwijl ze naar haar volgende les huppelt. Ondertussen vraag ik Miles of hij weet welke bijeenkomst ze vandaag heeft.
Hij doet de deur van het lokaal open en grijnst. ‘Het is vrijdag, dus dat is voor mensen die te veel eten.’
Haven is wat je noemt verslaafd aan anonieme bijeenkomsten, het maakt niet uit waarvoor. In de korte tijd dat ik haar ken, is ze naar diverse twaalfstappenprogramma’s gegaan, waaronder voor verslaafden aan alcohol en verdovende middelen, internetjunkies, rokers, wanhopige verzamelaars, mensen die vreselijk afhankelijk zijn van anderen, mensen met schulden, met een gokverslaving, met een sociale angststoornis en ga zo maar door. Voor zover ik weet is dit haar eerste keer bij een groep voor mensen die te veel eten. In elk geval weet ik zeker dat Haven met haar 1 meter 55 lengte en slanke en sierlijke ballerinalichaam daar geen last van heeft. Ze drinkt niet, gokt niet, heeft geen schulden en ook geen andere verslavingen. Het enige waar zij last van heeft is dat ze compleet genegeerd wordt door haar egoïstische ouders. Daarom zoekt ze aandacht, liefde en goedkeuring waar ze die maar kan krijgen.
Het is net als met haar gothic kledingstijl. Dat zit niet zo diep, wat al blijkt uit het feit dat ze liever huppelt dan sluipt. Op de pastelroze muren van haar kamer – een overblijfsel van haar ballerinaperiode, die vlak na de tijd kwam dat ze er het liefst bij liep als een truttig kostschoolmeisje – hangen ook nog steeds posters van Joy Division.
Haven heeft vrij snel gemerkt dat opvallen in een stad waar alle meisjes Juicy-kleding dragen en blonde haren hebben niet zo moeilijk is als je je kleedt als de Prinses der Duisternis.
Alleen heeft het niet helemaal het effect waar ze op hoopte. De eerste keer dat haar moeder haar in die kleding zag, zuchtte ze alleen maar. Daarna pakte ze haar sleutels en ging naar haar pilatesles. Haar vader is nooit lang genoeg thuis om zijn dochter eens goed te bekijken. Haar jongere broertje Austin schrok er wel van, maar die is er inmiddels aan gewend. De meeste leerlingen op school zijn wel gewend aan buitensporig gedrag, dankzij de aanwezigheid van mtv-camera’s vorig jaar, dus die laten haar ook maar haar gang gaan.
Ik weet toevallig dat er onder al die donkere make-up, puntige halsbanden en doodshoofden een meisje verstopt zit dat dolgraag liefde en aandacht wil. Ze wil gezien en gehoord worden – iets wat haar tot nu toe nog niet is gelukt, wat ze ook doet, zegt of draagt. Dus als ze zich wil aansluiten bij een anonieme groep om daar een tranentrekkend verhaal te houden over haar verslaving van de dag, waardoor ze zich opeens wel belangrijk voelt, wie ben ik dan om haar tegen te houden?
Vroeger had ik nooit met mensen als Miles en Haven gezien willen worden. Ik had niets te maken met de buitenbeentjes, de scholieren met problemen of de pispaaltjes van de klas. Ik hoorde bij de populaire groep. Ieder van ons was knap, sportief, slim, getalenteerd, rijk, geliefd en het liefst een combinatie daarvan. Ik ging naar schoolfeesten, mijn beste vriendin heette Rachel (ze was net als ik cheerleader) en ik had zelfs een vriendje, Brandon. Hij was de zesde jongen die ik ooit gekust heb (de eerste was Lucas, maar dat was vanwege een weddenschap in groep acht. De andere vier zijn niet belangrijk). Ik was weliswaar nooit gemeen tegen iemand buiten ons groepje, maar ik zag ze ook niet staan. Ik had gewoon niets met ze te maken. Daarom deed ik net alsof ze onzichtbaar waren.
Nu ben ik zelf een van die onzichtbare tieners. Dat wist ik al vanaf het moment dat Rachel en Brandon me kwamen opzoeken in het ziekenhuis. Ze kwamen zeer vriendelijk en meelevend over, maar hun gedachten spraken boekdelen. Ze vonden het maar niets, al die plastic zakjes die mij vloeistoffen toedienden via mijn aderen, de schrammen en blauwe plekken, mijn armen en been in het gips. Natuurlijk vonden ze het ongeluk vreselijk. Ze vonden het heel erg dat ik mijn familie was verloren. Maar terwijl zij hun best deden niet te staren naar het opvallende, rode litteken op mijn voorhoofd, wist ik dat ze zich het liefst zouden omdraaien en wegrennen.