Ik smijt mijn tas op de grond, laat me op mijn stoel vallen, trek de capuchon over mijn hoofd en zet mijn iPod aan. Ik hoop maar dat de muziek de herrie om me heen overstemt en mijn gedachten afleidt van de situatie. Ik probeer mezelf ervan te overtuigen dat een jongen als hij – zo zelfverzekerd, zo aantrekkelijk, zo ongelooflijk bijzonder – veel te cool is om zich druk te maken over wat een dom wicht als ik over hem zegt.
Net als ik een beetje ontspan en mezelf heb wijsgemaakt dat het me allemaal niets kan schelen, precies op dat moment voel ik een overweldigende schok door mijn lichaam schieten. Het lijkt een elektrische lading die mijn hele huid prikkelt, mijn aderen verlamt en mijn hele lichaam laat tintelen.
En dat komt allemaal doordat Damen zijn hand op de mijne heeft gelegd.
Het is vrij lastig om mij te verrassen. Sinds ik gedachten kan lezen lukt dat eigenlijk alleen Riley nog. Die doet dan ook haar best om steeds met iets nieuws te komen. Als ik van mijn hand opkijk naar Damens gezicht, glimlacht hij naar me en zegt: ‘Ik wilde je dit teruggeven.’ Hij overhandigt me mijn boek, Wuthering Heights.
Wat ik nu ga zeggen klinkt heel vreemd en niet een klein beetje geschift, maar op het moment dat hij praatte, werd het hele lokaal om me heen stil. Nee, echt. Het ene moment hoor ik overal willekeurige gedachten en stemmen door elkaar en het moment erna is het doodstil.
Ik weet ook dat het belachelijk is. Toch knik ik en vraag: ‘Weet je zeker dat je het boek niet wilt houden? Ik heb het toch niet meer nodig, ik weet al hoe het verhaal eindigt.’ Hij haalt zijn hand van de mijne, maar het duurt nog een paar tellen voor alle tintelingen in mijn lichaam verdwenen zijn.
‘Ik weet ook hoe het verhaal eindigt,’ zegt hij. Hij kijkt me op zo’n indringende, intense en intieme manier aan dat ik mijn blik wel af moet wenden.
Net als ik mijn oordopjes weer in mijn oren wil stoppen om het gemene en oneindige commentaar in Stacia en Honors gedachten te blokkeren, legt Damen zijn hand weer op de mijne. Hij vraagt: ‘Waar luister je naar?’
Weer is het hele lokaal muisstil. Ik meen het, tijdens die luttele seconden hoor ik geen snerpend commentaar, geen gedachten, geen gefluister. Ik hoor alleen het geluid van zijn zachte, zangerige stem. Toen dat een ogenblik eerder gebeurde, nam ik maar aan dat het aan mij lag. Maar dit keer weet ik zeker dat het echt gebeurt. Iedereen om me heen praat en denkt nog steeds, doet nog steeds wat ze de hele tijd doen, maar alles wordt gedempt door zijn stem.
Met half dichte ogen merk ik dat mijn lichaam helemaal warm is. Het voelt elektrisch geladen en ik vraag me af waardoor dat komt. Het is niet de eerste keer dat iemand mijn hand aanraakt, maar zoiets als dit heb ik nog nooit meegemaakt.
‘Ik vroeg: waar luister je naar?’ Hij glimlacht op zo’n intieme en speciale manier dat ik mijn wangen rood voel worden.
‘O, eh... Het is een of andere mix van gothmuziek die mijn vriendin Haven voor me gemaakt heeft. Voornamelijk oude zooi uit de jaren tachtig, zoals The Cure, Siouxsie and the Banshees, Bauhaus.’ Ik haal mijn schouders op, maar het lukt me niet om mijn blik af te wenden. Ik staar hem recht in zijn ogen en vraag me af welke kleur ik zie.
‘Houd je van die muziek?’ vraagt hij met een wenkbrauw opgetrokken en een sceptische blik. Hij kijkt nog eens goed naar mijn lange, blonde paardenstaart, mijn donkerblauwe sweatshirt en mijn make-upvrije gezicht.
‘Nee, niet echt. Het is meer Havens ding.’ Ik lach, maar het is een nerveus, kakelend, akelig lachje dat echoot tegen alle muren, waardoor ik het extra goed kan horen.
‘En jij? Wat vind jij leuk?’ Hij kijkt me nog steeds aan en blijkbaar vermaakt hij zich prima.
Ik wil net antwoord geven als meneer Robins het lokaal binnenkomt. Zijn wangen zijn rood en warm, maar niet van een stevige wandeling, zoals de meesten denken. Damen leunt achterover in zijn stoel en ik haal diep adem. Ik trek mijn capuchon van mijn hoofd en zink terug in de bekende geluiden van typische tienerproblemen als faalangst en angst voor overgewicht, de verstoorde dromen van meneer Robins en het onbegrip van Stacia, Honor en Craig die geen van drieën begrijpen wat die superaantrekkelijke jongen nou in mij ziet.
Vijf
Als ik tijdens de lunchpauze naar ons vaste tafeltje loop, zie ik Haven en Miles al zitten. Als ik vervolgens merk dat Damen naast hen zit, wil ik het liefst hard wegrennen.
‘Je mag bij ons komen zitten, maar alleen als je belooft niet de hele tijd naar de nieuweling te staren.’ Miles lacht om zijn grapje. ‘Staren is erg onbeleefd. Hebben ze je dat nooit geleerd?’
Ik kijk hem venijnig aan en ga op het bankje naast hem zitten, om goed te laten merken dat Damens aanwezigheid me weinig doet. ‘Tja, ik ben opgevoed door wolven, wat zal ik zeggen?’ Daarna houd ik me druk bezig met het openmaken van mijn lunchpakket.