Home>>read Erfelijk belast free online

Erfelijk belast(94)

By:Tom Sharpe


Vier kilometer ten zuiden waren de artilleristen even vastbesloten hun doelwit niet te missen. Ze konden weliswaar niets zien, maar de afstand klopte en na te hebben ingeschoten, maakten ze zich klaar om een salvo af te vuren. Ten noorden van hen vond mevrouw Flawse de laatste munt, ging op de grond zitten met het goud op haar schoot en begon te tellen. ‘Een, twee, drie, vier, vijf...’ Verder kwam ze niet. De Royal Artillery deed zijn reputatie eer aan en het salvo van zes granaten was een voltreffer. Op de plaats waar mevrouw Flawse had gezeten bevond zich nu een grote krater die werd omzoomd door duizend goudstukken, als een soort extravagante confetti. Maar mevrouw Flawse had dan ook altijd al een explosieve passie voor geld gehad. Of, zoals haar hebzuchtige moeder haar als kind had voorgehouden: ‘Trouw nooit om geld, liefje, maar ga daar heen waar geld te vinden is. ’ En mevrouw Flawse was heengegaan.

Dat had Dodd ook gedaan, maar op een veel levendigere manier. Hij ging met een gerust geweten. Hij had zijn eigen leven op het spel gezet om die ouwe teef kwijt te raken en, zoals de dichter Burns al had gezegd: ‘Elke slag is in dienst der vrijheid! Streef of sneef is ons parool!’ en Dodd had al het mogelijke gedaan voor de vrijheid en leefde nog steeds. Terwijl hij met grote passen terugwandelde naar Flawse Hall floot hij: ‘Als een mens een ander mens treft, tussen de rogge op het land; Als een mens een ander mens doodt, Is toch niets vrees’lijks aan de hand?’ Ja, die ouwe Robbie Burns wist waar hij ’t over had, ook al had Dodd zijn dichtregels enigszins aangepast. Toen hij weer in de Hall was stak hij het haardvuur aan in de studeerkamer van de oude man, haalde zijn doedelzak, nam plaats op de zittekist in de keuken en speelde ‘Twa Corbies’, als klaagzang voor mevrouw Flawse, over wiens botten, kaal en rauw, de wind voor eeuwig spelen zou. Hij was nog aan het lied bezig toen hij getoeter hoorde bij het afgesloten hek op de brug en de oprit afrende om Lockhart en zijn vrouw te verwelkomen.

‘De Flawses zijn terug in de Hall,’ zei hij terwijl hij het hek openmaakte. ‘Een grote dag.’

‘Ja, ’t is fijn om voorgoed terug te zijn,’ zei Lockhart.

Tijdens het avondeten zat Lockhart op zijn opa’s plaats aan de ovale, mahoniehouten tafel, met Jessica tegenover zich. In het kaarslicht zag ze er onschuldiger en mooier uit dan ooit en Lockhart dronk haar toe. Hij had zijn gave hervonden, zoals de zigeunerin had voorspeld, en het besef dat hij nu werkelijk het hoofd was van de familie Flawse bevrijdde hem van de zelfopgelegde kuisheid uit het verleden. Later, terwijl Uitsmijter en de collie elkaar behoedzaam in het oog hielden in de keuken en Dodd een vrolijk deuntje speelde dat hij zelf had gecomponeerd om het heuglijke feit te vieren, lagen Lockhart en Jessica niet alleen meer in eikaars armen.



Ze waren zo gelukkig dat pas na een laat ontbijt de afwezigheid van mevrouw Flawse ter sprake kwam.

‘Ik heb d’r sinds gisteren niet meer gezien,’ zei Dodd. ‘Ze ging wandelen in de heuvels en leek me een stuk opgewekter dan de laatste tijd.’

Lockhart doorzocht haar slaapkamer en merkte dat haar bed niet was beslapen.

‘Ja, daar zit een zekere tegenstrijdigheid in,’ beaamde Dodd. ‘Maar toch heb ik zo’n idee dat ze een geschikte rustplaats heeft gevonden.’

Jessica was echter zo verrukt door het huis dat ze haar moeder niet miste. Ze liep van kamer naar kamer en bekeek de portretten en het fraaie antieke meubilair en maakte plannen voor de toekomst.

‘Ik vind dat de kinderkamer in de oude kleedkamer van je opa moet komen,’ zei ze tegen Lockhart. ‘Lijkt je dat geen goed idee? Dan hebben we de baby vlak bij ons.’

Lockhart stemde met al haar suggesties in. Hij had andere dingen aan zijn hoofd dan baby’s. Dodd en hij beraadslaagden in de studeerkamer.

‘Heb je ’t geld in het whiskyhok verstopt, samen met de man?’ vroeg hij.

‘Ja, de koffers zijn goed verborgen,’ zei Dodd. ‘Maar je zei dat niemand ze zou komen zoeken.’

‘Daar kan ik niet zeker van zijn, ’ zei Lockhart. ‘We moeten op alles zijn voorbereid en ik ben niet van plan me mijn kapitaal te laten ontnemen. Als ze ’t geld niet kunnen vinden, leggen ze misschien wel beslag op het hele huis met alles erin. Daar wil ik afdoende op voorbereid zijn.’

‘ ’t Zou ze moeilijk vallen ’t huis met geweld te veroveren,’ zei Dodd. ‘Maar misschien had jij een ander plan in gedachten? ’

Lockhart zweeg. Hij tekende poppetjes op de blocnote die voor hem lag en schetste een hangende struikrover.

‘Daar laat ik ’t liever niet op aankomen,’ zei hij na een lange stilte. ‘Ik zal eerst wel eens met meneer Bullstrode praten. Die handelde ook altijd de belastingprobleempjes van m’n grootvader af. Ga naar de telefoon in Pockrington en laat hem komen.’