‘De verdeeldoos en de aardaansluiting,’ legde Lockhart uit, wat hun verwarring alleen maar vergrootte. ‘En de antenne. De versterker staat onder het bed en als ik het volume vergroot...’
‘Laat dat in godsnaam uit je hoofd,’ smeekte meneer Bullstrode die niet in staat was onderscheid te maken tussen ruimtelijk en sonisch volume en ervan overtuigd was dat hij op het punt stond getuige te zijn van een erectie. De reacties van meneer Flawse waren al erg genoeg zonder dat er ook nog eens zoiets gruwelijks aan werd toegevoegd.
‘Hij staat nu op tien watt per kanaal,’ vervolgde Lockhart, maar Dr. Magrew viel hem in de rede. ‘Ik ben als arts nooit voorstander geweest van euthanasie,’ bracht hij met moeite uit, ‘maar er bestaat ook zoiets als het leven buiten alle redelijke proporties rekken en om elektrische draden aan te brengen in iemands... Goeie God!’
Lockhart negeerde de smeekbede van meneer Bullstrode in draaide het volume hoger, zodat de oude man nu niet alleen kronkelde en schokte, maar ook vocaal een duit in het zakje deed.
‘Dit hebben we altijd mee moeten dragen,’ bulderde hij, een verklaring die naar Dr. Magrews stellige overtuiging onwaar was. ‘Het bloed van de Flawses stroomt door onze aderen en draagt de bacteriën van onze erfzonden met zich mee. Ja, zonden en heiligheid zijn zo met elkaar verweven dat menige Flawse naar het schavot is gevoerd als martelaar voor de voorliefden en lusten van zijn voorouders. Was het maar niet zo, dat erfelijke determinisme, maar ik ken mezelf te goed om aan de vurigheid van mijn ingewortelde verlangens te kunnen twijfelen...’
Er viel ook niet te twijfelen aan de vurigheid van de verlangens van Dr. Magrew en meneer Bullstrode. Ze wilden zo snel als maar enigszins mogelijk was de kamer en de Hall verlaten, maar de fascinatie van de stem van de oude man (de cassette was getiteld ‘Flawse, Edwin Tyndale, Stokpaardjes van’) hield hen gevangen - plus Lockhart en Dodd, die onverbiddelijk de weg naar de deur versperden.
‘En ik moet toegeven dat ik, erfelijk gesproken, net zoveel van de struikrover in me draag als van de zogenaamde beschaafde Engelsman, hoewel de beschaving waar ik mee ben opgegroeid is verdwenen en de trots op onze Engelse nationaliteit die vroeger zo’n steunpilaar van ons volk was met zich heeft meegevoerd. Waar vind je nu nog de fiere ambachtsman, of de onafhankelijkheid van de arbeider? En waar vind je de leiders van die mannen en de machtige machines waar de hele wereld met afgunst naar keek? Allemaal zijn ze verdwenen en in plaats daarvan is de Engelsman een bedelaar geworden, de bedelaar van de wereld die met zijn pet in zijn hand om aalmoezen zeurt om in zijn levensonderhoud te voorzien, hoewel hij tegenwoordig niet meer werkt en geen goederen produceert die de rest van de wereld wil kopen. Alles is vandaag de dag inferieur en alle normen zijn overboord gegooid. En dat allemaal omdat geen enkele politicus de waarheid durfde zeggen, maar in het stof kroop en stroop smeerde en stemmen kocht om aan nietszeggende macht te komen, met behulp van beloften die even nietszeggend waren als zijzelf. Bij het zien van schuim zoals Wilson, en ook genoeg Conservatieven, zouden Keir Hardy en Disraeli het met elkaar eens zijn dat ze dat nooit hadden bedoeld met democratie; brood en spelen die het volk tot een massa en vervolgens tot een voorwerp van verachting maken. Op die manier is het oude Engeland na mijn geboorte naar de haaien gegaan. Wetten worden overtreden door dezelfde mensen die ze door het parlement hebben geloodst, door de ministers zelf, dus wat voor wetten moet een mens nog gehoorzamen nu iedereen het vogelvrije slachtoffer is van de bureaucratie? Ja, bureaucraten die hun eigen zakken vullen met gebedeld of geleend geld, of geld dat ze uit de zakken van de werkman hebben geklopt. Die ambtelijke maden in het lichaam van de staat, die zich voeden met het rottende lijk van het Engeland dat zij hebben omgebracht ...
Lockhart zette de oude man af en Dr. Magrew en meneer Bullstrode slaakten een hartgrondige zucht van opluchting. Die was echter van korte duur, want Lockhart had nog meer in petto.
‘Ik heb hem laten opzetten,’ zei hij trots. ‘En u beweerde dat hij gezond was terwijl hij in werkelijkheid al was overleden, dokter. Dodd is mijn getuige.’
Dodd knikte. ‘Dat heb ik de dokter met eigen oren horen zeggen.’
Lockhart wendde zich tot meneer Bullstrode. ‘En u heeft meegeholpen aan de dood van mijn vader,’ zei hij. ‘De zonde van vadermoord ....’
‘Geen sprake van,’ zei de jurist. ‘Ik weiger...’
‘Heeft u het testament van mijn grootvader opgesteld of niet?’ vroeg hij. Meneer Bullstrode zweeg. ‘Jazeker, en daardoor zijn we alle drie ontegenzeggelijk medeplichtig aan moord. Ik raad u aan de gevolgen daarvan zorgvuldig te overwegen.’