Home>>read Erfelijk belast free online

Erfelijk belast(83)

By:Tom Sharpe


‘Dan haal je er maar wat uit en stopt dit erin en zorgt ervoor dat er ruimte overblijft voor de batterijen. En als je toch bezig bent kun je er gelijk voor zorgen dat z’n kaken bewegen. Ik heb een elektromotortje. Ik zal ’t even laten zien.’

Gedurende de rest van de ochtend werd wijlen meneer Flawse van geluid voorzien en toen ze uiteindelijk klaar waren, kon je zelfs zijn hart horen kloppen als je het juiste schakelaartje overhaalde. Zelfs zijn ogen, nu die van de tijger, gingen heen en weer door de druk op een knop van de afstandsbediening. Zo ongeveer het enige dat hij niet kon was lopen of plat liggen. Voor de rest zag hij er heel wat gezonder uit dan in zijn laatste levensdagen en was minstens even spraakzaam.

‘Oké,’ zei Lockhart toen ze hem hadden getest. ‘Laat je nu maar vollopen.’

‘Wie bedoelt u?’ zei meneer Taglioni, die ondertussen behoorlijk in war was. ‘Hem of mij?’

‘Jou,’ zei Lockhart en hij liet hem achter in het gezelschap van de inhoud van de wijnkelder. Toen hij naar boven ging ontdekte hij dat Dodd ook dronken was. Het geluid van de stem van zijn meester die nu opklonk uit de afschrikwekkende pop in de kelder was zelfs zijn sterke zenuwen teveel en hij had al een halve fles van zijn eigengestookte whisky soldaat gemaakt. Lockhart pakte hem de fles af.

‘We moeten de ouwe in bed leggen en ik heb je hulp nodig, ’ zei hij. ‘Hij is een beetje stijf in de heupen en we moeten hem om de hoeken zien te manoeuvreren.’

Dodd maakte bezwaar, maar uiteindelijk wisten ze samen meneer Flawse, gekleed in zijn rode flanellen nachthemd, in bed te krijgen waar hij recht overeind bleef zitten en de almachtige luid brullend en smekend vroeg zijn ziel te redden.

‘Je moet toch toegeven dat hij net echt is,’ zei Lockhart. ‘Jammer dat we er niet eerder aan hebben gedacht zijn uitspraken op te nemen.’

‘Jammer dat we er überhaupt aan hebben gedacht ze op te nemen, ’ zei Dodd beneveld. ‘En ik wou dat z’n kaken niet zo op en neer gingen. Hij doet me aan een goudvis met astma denken.’

‘Maar die ogen zien er best goed uit,’ zei Lockhart. ‘Ik heb ze van de tijger afgehaald.’

‘Dat weet ik ook wel,’ zei Dodd. ‘Het gelaat is de beeltenis van de geest, de ogen zijn de verraders, zoals Cicero al zei,’ voegde hij er verrassend aan toe. ‘Wie had gedacht dat de Hall ooit van elektronische ogen zou worden voorzien?’

‘Goed hè?’ zei Lockhart trots. ‘Ik bouw ook een rolstoel met afstandsbediening voor hem, zodat hij zelf door het huis kan rijden. Op die manier zal niemand vermoeden dat hij dood is en heb ik de tijd om er achter te komen of die meneer Boscombe uit Arizona m’n vader is.’

‘Boscombe? Meneer Boscombe?’ zei Dodd. ‘Waarom denk je dat hij je vader zou kunnen zijn?’

‘Hij heeft een heleboel brieven geschreven aan m’n moeder, ’ zei Lockhart die uitlegde hoe hij ze te pakken had gekregen.

‘ ’t Heeft geen enkele zin om achter die kerel aan te gaan,’ zei Dodd. ‘Juffrouw Deyntry had gelijk. Ik kan me dat kereltje ook nog herinneren, en ’t was een klein misbaksel waar je moeder weinig mee ophad. Je kunt ’t beter dichter bij huis zoeken.’

‘Dit is het enige spoor dat ik heb,’ zei Lockhart. ‘Tenzij jij een betere kandidaat weet.’

Dodd schudde zijn hoofd. ‘Ik zal je één ding zeggen. Die ouwe teef heeft lont geroken en ze weet dat de man dood is. Als je naar Amerika gaat weet ze heus wel een manier te verzinnen om te ontsnappen en meneer Bullstrode te waarschuwen. Je hebt gezien wat ze gisternacht gedaan heeft. Dat mens is levensgevaarlijk en bovendien is die Italiaan in de kelder getuige van wat er is gebeurd. Dat wasje zeker vergeten?’

Lockhart dacht een tijdje na. ‘Ik was eigenlijk van plan hem terug te brengen naar Manchester,’ zei hij. ‘Hij heeft er geen flauw idee van waar hij is.’

‘Hij kent ’t huis nu anders op z’n duimpje en bovendien heeft hij onze gezichten gezien,’ zei Dodd. ‘En als dat wijf begint te blèren dat de man is opgezet, zijn we verkocht. De politie laat zich heus geen oor aannaaien.’



Beneden in de kelder had meneer Taglioni inmiddels ook het laatste oor aangenaaid en zat zich nu volkomen lam te drinken aan de belegen port. Omringd door lege flessen riep hij keer op keer met dubbelslaande tong uit dat hij ’t met elk dier deed dat maar bestond. Het was een enigszins primitieve omschrijving, maar woorden met te veel lettergrepen, zoals preparateur, waren op dit moment te moeilijk voor hem.

‘Moet je ’m eens horen leuteren en pochen,’ zei Dodd terwijl ze bovenaan de trap stonden. ‘Al dat geklets over dat-ie ’t met dieren doet! ’t Klinkt mij nogal obsceen in de oren.’