Desondanks vatte Lockhart moed en maakte de brieven één voor één open. Hij begon met de eerste, die uit zijn geboortejaar dateerde en uit Zuid-Amerika afkomstig was en eindigde met de laatste, die uit 1964 stamde en vanuit Arizona was verstuurd. Zijn vader -als de briefschrijver tenminste zijn vader was- was een veelbereisd man geweest en Lockhart besefte al snel waarom. Juffrouw Deyntry had gelijk gehad. Grosvenor K. Boscombe was mijnbouwkundig ingenieur en zijn werk had hem van de ene kant van de aardbol naar de andere gevoerd, op zoek naar edele metalen, olie, aardgas, kolen en eigenlijk alles dat in de loop der millennia bedolven was geraakt en door moderne ontginningsmethoden kon worden gedolven. Misschien was hij wel echt mijnbouwkundig ingenieur, en dan ook nog een uiterst succesvolle. Zijn laatste brief vanuit Dry Bones in Arizona, waarin hij aankondigde dat hij met een zekere Phoebe Tarrent ging trouwen, vermeldde ook dat hij een grote aardgasvondst had gedaan. Hoe succesvol hij echter ook was als mijnbouwkundig ingenieur, als het op brieven aankwam was Grosvenor K. Boscombe geen groot licht. Er viel geen greintje te bekennen van de hartstocht of het sentiment dat Lockhart had verwacht en er viel zeer zeker nergens uit af te leiden dat Boscombe in aanmerking kwam voor de rol van Lockharts langverloren vader. Boscombe bleef stug bij de risico’s van zijn beroep en de grote verveling. Hij beschreef zonsondergangen boven de Namibische, de Saoedi-Arabische, de Libische en de Sahara woestijn in vrijwel identieke termen in brieven die met een tussenpoos van jaren waren verstuurd. Tegen de tijd dat Lockhart zich door alle brieven heen had geworsteld had hij ook zo’n beetje alle grote woestijnen ter wereld bezocht, een tijdrovend proces dat er nog moeizamer op werd doordat Boscombe niet in staat was een woord van meer dan vier lettergrepen correct of zelfs maar op dezelfde manier te spellen. Zo onderging Saoedie-Arabië wel een half dozijn veranderingen, van Soedie Rabieje tot Sawoedie Harabiejje. Het enige woord dat de man goed kon spellen was ‘olie’ en dat was heel toepasselijk. Waar hij ook heen ging, Grosvenor K. Boscombe was constant in de olie. Hij scheen de wereld te beschouwen als een soort gigantisch speldenkussen waar hij immens lange holle spelden in stak en de enige keer dat hij ook maar iets liet blijken dat in de verte op hartstocht leek, was als hij en de jongens, wie dat dan ook mochten zijn, een of andere onderaardse bron aanboorden en ‘toen spootutturuit’ Die uitdrukking kwam minder vaak voor dan beschrijvingen van zonsondergangen, en er waren meer droge bronnen dan spuiters, maar desondanks spootuttur toch vrij regelmatig ruit en door zijn klapper in Dry Bones, Arizona, belandde Boscombe, in zijn eigen woorden, ‘tusse diejandere gluksvoguls met gennoeg snippen om het Witte Huis te kunnen buhangen.’ Lockhart begreep daaruit dat zijn mogelijke vader van vogels hield en rijk was. Lockhart wist precies wat hij met zijn geld zou doen, en daar kwam het behangen van het Witte Huis niet bij kijken. Hij was van plan zijn vader op te sporen en mevrouw Flawse geen enkele cent van de erfenis te gunnen en als Boscombe zijn vader was zou hij hem op een haar na doodslaan, zoals het testament van zijn opa vereiste.
Toen hij alle brieven uit had liet hij ze aan Jessica lezen.
‘Ik geloof niet dat hij een erg interessant leven heeft geleid,’ zei ze. ‘Hij heeft ’t alleen maar over woestijnen en zonsondergangen en honden.’
‘Honden?’ zei Lockhart. ‘Dat heb ik zeker over ’t hoofd gezien.’
‘Het staat aan het eind van elke brief. “Doe aljeblief de groete aan ju vader en dehonde twas een voor regt julli te kenne. Alteit dejaue, Gros”, en hier staat nog een keertje dat hij harstikke veel van honde haut.’
‘Dat is tenminste een geruststelling,’ zei Lockhart. ‘Dat hij van honden houdt, bedoel ik. Als hij m’n vader is hebben we in ieder geval iets gemeen. Zonsondergangen hebben me eigenlijk altijd koud gelaten, maar honden zijn een ander chapiter.’
Op het kleed voor de haard lag de ex-bul-terriër van kolonel Finch-Potter tevreden te snurken. Hij was door Lockhart geadopteerd en was, in tegenstelling tot zijn baas, over de naweeën van die bewogen nacht heen en terwijl de kolonel een verbeten juridische strijd voerde en brieven schreef aan het parlementslid uit zijn kiesdistrict om te worden vrijgelaten uit de inrichting waarin hij nu vertoefde, paste de hond zich opgewekt en snel aan zijn nieuwe omgeving aan. Lockhart bekeek het beest vol dankbaarheid. De bul-terriër had een belangrijke rol gespeeld bij het verwijderen van ongewenste huurders uit Sandicott Crescent en Lockhart had hem toepasselijk omgedoopt in Uitsmijter.
‘We zouden die kerel van Boscombe hierheen kunnen lokken door hem een of andere extra-speciale rashond aan te bieden,’ dacht hij hardop.