Home>>read Erfelijk belast free online

Erfelijk belast(72)

By:Tom Sharpe


Bovendien, zei meneer Fescue, werd de eiser zo gemeden door zijn buren dat er al elf huizen die grensden aan het zijne- of in dezelfde straat stonden door de bewoners waren verlaten omdat ze op geen enkele manier contact wilden hebben met een veronderstelde moordenaar. En ten slotte was er nog mevrouw Flawse, die in het boek ook de naam Jessica droeg, en die zou getuigen dat ze nooit en te nimmer haar man aan hun huwelijksbed had gebonden of daar door hem aan vastgebonden was en dat er bij hen thuis geen enkele zweep te vinden was. Mevrouw Flawse had zo onder die verdachtmakingen geleden dat ze de laatste tijd een sluier droeg om maar niet op straat te worden aangesproken door mannen met een voorliefde voor bondage en flagellatie of te worden beledigd door vrouwen die ze vroeger bij haar thuis had kunnen uitnodigen, maar die haar nu geen voet meer over de drempel van hun eigen huis lieten zetten. Tegen de tijd dat meneer Fescue was uitgesproken had hij een accuraat beeld geschilderd van het maatschappelijk isolement van het jonge paar, zij het op grond van de verkeerde oorzaken, en een inaccuraat beeld van hun financiële vooruitzichten tengevolge van de gewraakte publikatie op grond van de juiste oorzaken, namelijk dat de schadevergoeding gigantisch zou zijn.

Toen meneer Fescue ging zitten waren rechter en jury duidelijk onder de indruk en wist meneer Widdershins dat het uiterst moeilijk zou worden de verdediging te voeren. Het was allemaal leuk en aardig om te roepen dat Lockhart Flawse een leugenaar was, maar dat bewijzen was een heel ander chapiter. Meneer Flawse zag er niet uit als een leugenaar, integendeel, en zelfs vanachter haar sluier straalde mevrouw Flawse een onschuld uit die in schril contrast stond met de afgeleefde opzichtigheid van zijn cliënte. Drank, boeken en seks hadden allemaal hun sporen nagelaten bij juffrouw Goldring. Meneer Widdershins deed zijn best. De overeenkomsten in kwestie waren louter toeval, beweerde hij. De gedaagde wist niet eens van het bestaan van de eiser af en had hem nog nooit van haar leven ontmoet. De insinuatie dat ze hem wel eens op de thee had gevraagd miste elke grond en het feit dat juffrouw Goldring in West Pursley woonde terwijl de eiser zijn domicilie had in East Pursley was een toevallige samenloop van omstandigheden. Desondanks was de verdedigende partij, gezien de verklaringen van zijn hooggeachte confrater meneer Fescue, bereid haar excuses aan te bieden en een financiële vergoeding te betalen voor het leed dat de eiser en zijn vrouw hadden geleden en de minachting, spot en het verlies van zijn betrekking . .. Op dat moment schudde juffrouw Goldring de hand van meneer Shortstead van zich af, sprong overeind en riep dat ze het verdomde ook maar één penny, één enkele penny te betalen aan iemand die ze nooit van haar leven had gezien en dat iedereen die dacht dat ze dat wel zou doen niet goed snik was. Rechter Plummery keek haar aan met een walging die de Sfinx op vijftig meter afstand zou hebben doen verstenen en op honderd meter afstand nog de mond zou hebben gesnoerd.

‘Wees zo vriendelijk weer te gaan zitten, mevrouw,’ snauwde hij met vervaarlijke stem. ‘Wat u wel of niet zult betalen is een zaak voor deze rechtbank, maar nog één onderbreking en ik verzeker u dat ik u schuldig verklaar aan minachting van het hof. Gaat u verder met het weinige dat rest van uw argumenten, meneer Witherspin.’

De adamsappel van meneer Widdershins danste op en neer als een pingpongbal op een waterstraal in een schiettent terwijl hij wanhopig naar woorden zocht. Hij had geen argumenten meer.

‘Mijn cliënte beroept zich op onopzettelijke smaad, edelachtbare,’ piepte hij in regelrechte tegenspraak met zijn instructies. De rechter keek hem twijfelachtig aan.

‘Ik had iets heel anders begrepen,’ zei hij.

Meneer Widdershins vroeg om een schorsing om met zijn cliënten te kunnen overleggen. Dat werd toegestaan en de onderbreking werd door meneer Fescue, meneer Gibling en Lockhart benut voor uitbundige felicitaties en door meneer Widdershins, meneer Shortstead en juffrouw Goldring voor fel gebekvecht.

Gezien de argumenten van de eisende partij was meneer Shortstead bereid tot een schikking te komen. Gezien zijn luiheid en de afkeer van de rechter weigerde juffrouw Goldring dat pertinent.

‘Het is één grote, smerige leugen,’ schreeuwde ze. ‘Ik heb die kleine klootzak nooit op de thee gevraagd en ik heb de naam Lockhart de lul Flawse nooit in een van m’n boeken gebruikt!’

‘Maar ’t staat zwart op wit in Uit het Hart... ’ begon meneer Shortstead.

‘Hou je kop,’ zei juffrouw Goldring. ‘Als het in dat boek staat moet jij ’t erin hebben gezet, want het stond niet in het manuscript dat ik heb opgestuurd.’

‘Weet u dat heel zeker?’ zei meneer Widdershins die naar een enkel straaltje hoop in een verder hopeloze zaak zocht.