Mevrouw Sandicott schikte de plaid rond haar knieën en zei met enig vertoon van schroom dat hij misschien wel gelijk had.
‘Dat heb ik ook, mevrouw,’ zei meneer Flawse. ‘Ik weet het en u weet het. We weten het allebei. Ik ben een oude man, en op mijn leeftijd kan ik niet verwachten nog lang genoeg te leven om mijn kleinzoon een huwelijk te zien sluiten dat past bij zijn stand. Kortom, zoals de grote Milton het uitdrukt, “uitstel is mij vreemd”. Begrijpt u wat ik bedoel?’
Mevrouw Sandicott begreep en ontkende het tegelijkertijd. ‘U bent verbazingwekkend fit voor iemand van uw leeftijd, meneer Flawse,’ zei ze bemoedigend.
‘Dat kan best zijn, mevrouw, maar desondanks komt de Grote Zekerheid met rasse schreden nader,’ zei meneer Flawse. ‘En het is even zeker dat mijn uilskuiken van een kleinzoon, aangezien hij mijn enige erfgenaam is, binnen afzienbare tijd een rijk uilskuiken zal zijn.’
Hij liet mevrouw Sandicott even van dat vooruitzicht genieten. ‘En omdat het een uilskuiken is, heeft hij een vrouw nodig die van wanten weet.’
Hij zweeg weer even en het lag mevrouw Sandicott op het puntje van haar tong om te zeggen dat het enige dat Jessica van wanten wist, was dat je die aantrok als het koud was. maar ze hield zich in.
‘Zo zou je ’t kunnen zeggen,’ zei ze.
‘Zo zeg ik het ook, mevrouw,’ ging de heer Flawse verder. ‘Bij het kiezen van een vrouw heeft de familie Flawse altijd de gewoonte gehad ook de moeder bij de beoordeling te betrekken, en ik kan zonder aarzeling zeggen dat u me een pientere zakenvrouw lijkt.’
‘Dat is heel vriendelijk van u, meneer Flawse, ’ kirde mevrouw Sandicott. ‘Na de dood van mijn arme man moest ik ervoor zorgen dat er brood op de plank kwam. Sandicott & Partner is een accountantsfïrma, waar ik sindsdien de leiding over heb gehad.’
‘Exact,’ zei meneer Flawse. ‘Ik heb een neus voor dergelijke zaken en het zou een geruststelling voor me zijn te weten dat mijn kleinzoon in goede handen was.’ Hij zweeg. Mevrouw Sandicott wachtte af.
‘Wat voor handen had u in gedachten, meneer Flawse?’ vroeg ze uiteindelijk, maar meneer Flawse had besloten dat het tijd was om slaap te veinzen. Met zijn neus boven de deken en gesloten ogen snurkte hij zachtjes. Hij had zijn val opgezet. Het had geen zin die continu in de gaten te blijven houden en even later sloop mevrouw Sandicott stilletjes weg, vervuld van gemengde gevoelens. Aan de ene kant was ze niet aan die trip begonnen om een man te vinden voor haar dochter, maar juist om ervoor te zorgen dat ze die niet vond. Aan de andere kant was meneer Flawse, afgaande op zijn woorden, op zoek naar een vrouw voor zijn kleinzoon. Eén wild moment overwoog mevrouw Sandicott zelf met Lockhart te trouwen, maar verwierp dat idee vrijwel onmiddellijk. Het was Jessica of niets, en het verlies van Jessica betekende het verlies van de inkomsten uit de twaalf panden in Sandicott Crescent. Had die ouwe gek haar maar een aanzoek gedaan, dan had ze er heel anders tegenover gestaan.
‘Twee vliegen in één klap,’ mompelde ze in zichzelf, bij de gedachte een dubbele slag te slaan. Het was de moeite waard daar eens goed over na te denken. Terwijl de twee verliefden ronddolden op het zonnedek, trok mevrouw Sandicott zich terug in een hoekje van de Lounge Eerste Klas en dacht goed na. Door het raam kon ze de in een plaid gehulde gedaante van meneer Flawse in de gaten houden, die languit in zijn stoel lag. Af en toe bewogen zijn knieën even. Meneer Flawse had zich overgegeven aan de buitensporige seksuele fantasieën die de vloek waren van zijn nonconformistische geweten, en voor het eerst speelde mevrouw Sandicott daar een grote rol in.
3
Verbeelding speelde ook een grote rol in de opbloeiende liefde tussen Lockhart en Jessica. Na een duik in het zwembad stoeiden ze als jonge zeehonden of speelden een uitgelaten partijtje dektennis, en terwijl de dagen verstreken en het schip langzaam naar equatoriale wateren voer, groeide hun woordeloze hartstocht. Niet dat ze nooit een woord tegen elkaar zeiden, maar overdag spraken ze uitsluitend over koetjes en kalfjes. Pas als het avond werd en de oudere generatie quicksteps danste op de muziek van de scheepsband en ze met elkaar alleen waren, zodat ze omlaag konden staren naar het witte water dat langs de romp van het schip bruiste en elkaar de verschillende eigenschappen konden toedichten die tijdens hun opvoeding waren opgehemeld, uitten ze hun gevoelens. Maar zelfs dan nog gebruikten ze andere plaatsen en andere personen om elkaar duidelijk te maken wat ze voor elkaar voelden. Lockhart sprak over Dodd en hoe hij en de jachtopziener ’s avonds op de zittekist in de keuken met stenen plavuizen zaten, terwijl het zwarte, ijzeren fornuis gloeide, de wind buiten in de schoorsteen huilde en binnen de doedelzak van Dodd klaaglijk jammerde. En hoe Dodd en hij schapen hoedden of wild beslopen in de beboste vallei die bekend stond als Slimeburn, waar Dodd kolen bikte in een schachtmijn die voor het eerst geëxploiteerd was in 1805. En ten slotte had je hun uitstapjes om te gaan vissen in het enorme, met pijnbomen omzoomde reservoir dat zo’n anderhalve kilometer van Flawse Hall lag. Jessica zag het allemaal haarscherp voor zich, zij het enigszins vervormd door de invloed van Mazo de la Roche en Brontë en elk romantisch boek dat ze ooit gelezen had. Lockhart was de galante jongeman die haar kwam veroveren om haar uit haar oersaaie leventje in East Pursley en van het cynisme van haar moeder te bevrijden en mee te tronen naar het sprookjesland van Flawse Hall op Flawse Fell, onder de schaduw van Flawse Rigg, waar een felle wind woei en buiten een dik pak sneeuw lag, maar waar binnen alles de warmte uitstraalde van oud hout en honden, waar Dodds doedelzak snerpte en de oude heer Flawse aan de ovale, mahoniehouten eettafel zat en in het kaarslicht over gewichtige vraagstukken discussieerde met zijn vrienden Dr. Magrew en meneer Bullstrode. In het tapijt dat ze weefde met behulp van Lockharts woorden creëerde ze een beeld van een verleden dat ze dolgraag haar eigen toekomst wilde maken.