Uiteindelijk werd tijdens een spoedvergadering van de ministers van binnenlandse zaken en defensie en de hoofdcommissaris besloten dat de gebeurtenissen in Sandicott Crescent in officieel stilzwijgen moesten worden gehuld en met een beroep op de wet op de landsverdediging en de wet op de staatsgeheimen werd alle kranteredacteurs opgedragen niets over de tragedie te publiceren. Ook de BBC en ITV kregen een soortgelijke waarschuwing en ’s avonds werd in het journaal alleen vermeld dat er een tankwagen was geëxplodeerd die de intercity van Londen naar Brighton in brand had gezet. Sandicott Crescent werd hermetisch afgegrendeld en scherpschutters van het leger doorzochten het vogelreservaat, gewapend met geweren, en knalden alles neer dat bewoog, als oefening in het bestrijden van hondsdolheid. Ze troffen uitsluitend vogels en het bos veranderde van een reservaat in een knekelveld. Gelukkig voor de bul-terriër bewoog hij zich niet. Hij sliep aan één stuk door voor de keukendeur van de kolonel. Hij was zo ongeveer de enige, afgezien van Jessica en Lockhart, die bleef waar hij was. Meneer Grabble, die uit zijn huis was verdreven door de spuitende toiletpot, zegde die middag de huur op met pantoffels om zijn chemisch aangetaste voeten. Meneer Rickenshaw slaagde er ten lange leste in zijn vrouw naar het ziekenhuis te krijgen en de Pettigrews brachten de middag door met inpakken. Ook zij vertrokken voor het donker werd. De Lowry’s hadden hun biezen al gepakt en kregen nu in de plaatselijke quarantainebarak injecties tegen hondsdolheid, samen met diverse brandweerlui, de hoofdinspecteur en een aantal van zijn agenten. Zelfs mevrouw Simplon was afgevoerd, in een klein, sinister plastic zakje dat mevrouw Ogilvie zo van streek had gebracht dat ze kalmeringsmiddelen moest krijgen.
‘Wij zijn de enigen die nog over zijn,’ jammerde ze. ‘De anderen zijn allemaal verdwenen. Ik wil ook weg! Al die lijken die daar lagen... ik kan nooit meer naar de golfbaan kijken zonder al die mannen te zien die de benen probeerden te nemen en zo honds aan hun einde kwamen.’
Die opmerking herinnerde meneer Ogilvie aan zowel honden als benen. Hij zou zich ook nooit meer de oude voelen in Sandicott Crescent. Een week later vertrokken ook zij en hadden Lockhart en Jessica vanuit hun slaapkamerraam uitzicht op elf lege huizen, die allemaal in ruime en goed onderhouden tuinen stonden (behalve het huis van meneer O’Brain, dat een tikje was ingezakt), in een schijnbaar aantrekkelijke buurt, op korte afstand van Londen en grenzend aan een uitstekende golfclub, waarvan de wachtlijst prettig genoeg aanzienlijk was ingekort door de recente gebeurtenissen. Terwijl er bouwvakkers arriveerden om de huizen terug te brengen in onberispelijke, en in het geval van meneer Grabble hygiënische staat, had Lockhart de tijd zijn aandacht op andere zaken te richten.
Hij moest zich bij voorbeeld eens over de kwestie van juffrouw Genevieve Goldrings komende roman Uit het Hart Gegrepen buigen. Lockhart ging ertoe over het Boekblad te kopen om te controleren wanneer het gepubliceerd zou worden. Aangezien juffrouw Goldring vijf boeken per jaar wist te schrijven onder diverse pseudoniemen, was haar uitgever door haar stortvloed aan kopij gedwongen twee boeken van Goldring in dezelfde periode uit te brengen. Er stond een roman van Goldring op de voorjaars- en eentje op de najaarsaanbieding. Uit het Hart Gegrepen stond op de najaarsaanbieding en zou in oktober uitkomen. Lockhart en Jessica keken toe hoe het boek binnen drie weken van de negende naar de tweede plaats steeg op de bestsellerlijst en uiteindelijk op de eerste plaats belandde. Toen sloeg Lockhart toe. Hij reisde met een exemplaar van het boek naar Londen en bracht een deel van de middag door op het kantoor van de jongere meneer Gibling en de rest op het kantoor van de oudere, samen met de jongere. Toen hij uiteindelijk vertrok, verkeerden beide Giblings in een juridische extase. In hun hele ervaring -en de oude meneer Gibling had grote ervaring als het om rechtszaken wegens smaad en laster ging- waren ze nog nooit zo’n schaamteloos en venijnig voorbeeld van opzettelijke smaad tegengekomen. En wat de zaak er nog mooier op maakte was dat de uitgevers van Genevieve Goldring ontzettend rijk waren, voornamelijk dank zij haar populariteit en dat ze nu ontzettend veel zouden moeten dokken om de zaak in den minne te schikken of, wat misschien wel het mooiste was van allemaal, dat ze ontzettend stom zouden zijn en het tot een rechtszaak zouden laten komen, een zó aanlokkelijk vooruitzicht dat de gebroeders Gibling de eerste stappen zetten met een schroomvallige aarzeling die erop berekend was hen in de val te lokken.
Ze schreven beleefd aan uitgeverij Shortstead in Edgware Road en stelden hen op de hoogte van een ongelukkig feit dat hen door een van hun cliënten, de heer Lockhart Flawse, onder de aandacht was gebracht. Zijn naam kwam voor in de uiterst succesvolle roman Uit het Hart Gegrepen van Genevieve Goldring, uitgegeven door Shortstead, en tengevolge van die betreurenswaardige vergissing waren ze tot hun spijt gedwongen uitgeverij Shortstead te verzoeken de heer Flawse schadeloos te stellen voor de schade die zijn reputatie zowel op privé-, beroeps- als huwelijksgebied was toegebracht door een financiële tegemoetkoming en betaling van de kosten, terwijl tegelijkertijd alle onverkochte kopieën uit de handel genomen en vernietigd moesten worden.