Home>>read Erfelijk belast free online

Erfelijk belast(43)

By:Tom Sharpe


Vijfentwintig minuten later, toen meneer Grabble met meer roekeloze bezorgdheid dan het gedrag van zijn vrouw rechtvaardigde door East Pursley naar Sandicott Crescent scheurde, was hij er niet meer. Hij was er ook niet meer toen een spiernaakte meneer Simplon, met beide handen voor wat tot op dat moment zijn privé delen waren geweest, de oprit van de Grabbles afholde en geagiteerd om de hoek sprintte. Hij stond in de garage van de Simplons, waar Lockhart hem had geparkeerd na eerst even vrolijk op de toeter te hebben gedrukt om mevrouw Simplon te informeren dat haar man thuis was en vervolgens over te steken naar, de golfbaan en rustig terug te wandelen naar Jessica op nummer twaalf. Hij liet op de nummers vijf en twee een helse echtelijke ruzie achter. De ontdekking dat zijn vrouw, in plaats van ernstig ziek te zijn, ijverig lag te wippen met een buurman die hij nooit erg had gemogen en dat hij vol ongerustheid helemaal uit Amsterdam was gekomen om dat onaangename feit onder zijn nietsvermoedende neus gedrukt te krijgen, was teveel voor meneer Grabble. Zijn geschreeuw en het gekrijs van mevrouw Grabble, terwijl hij eerst zijn paraplu gebruikte om zijn gevoelens te luchten en, toen die kapot was, de stalen lamp op het nachtkastje, was door de hele straat hoorbaar. Vooral in het aangrenzende huis, waar de gezusters Musgrove de dominee en zijn vrouw te eten hadden klonk het als een klok, maar ook mevrouw Simplon kreeg de volle laag. Het feit dat haar man, die net zijn auto in de garage had gezet, nu zo’n voorname rol speelde in de verwensingen van meneer Grabble, deed haar besluiten te onderzoeken hoe hij in vredesnaam op twee plaatsen tegelijk kon zijn. Het commentaar van meneer Grabble voegde daar nog een derde plaats aan toe waar hij zich vaak ophield, namelijk in mevrouw Grabble.

Mevrouw Simplon stapte naar buiten op precies hetzelfde moment dat de dominee, die zowel door de nieuwsgierigheid van de gezusters Musgrove als het verlangen tussenbeide te komen in een knallende echtelijke ruzie werd gedreven, nummer vier verliet. Zijn botsing met een naakte meneer Simplon, die met zijn handen in het schaamhaar zat en besloten had terug te draven naar zijn eigen huis, had in ieder geval het voordeel dat zijn vrouw nu exact wist met wie haar man wat gedaan had in huize Grabble. Niet dat dat nader verklaard hoefde te worden, want meneer Grabble was uiterst expliciet wat hun activiteiten betrof. Dominee Truster was minder goed op de hoogte. Hij had meneer Simplon nog nooit in den lijve ontmoet en nam vanzelfsprekend aan dat de naakte man die bibberend aan zijn voeten lag een zondaar en vrouwenmishandelaar was die tot inkeer was gekomen.

‘Beste kerel,’ zei de dominee, ‘dit is niet de manier om tot een gelukkig huwelijk te komen.’

Meneer Simplon was het helemaal met hem eens. Hij staarde geagiteerd omhoog naar dominee Truster en klemde zijn handen om zijn scrotum. Aan de overkant van de straat ging zijn vrouw naar binnen en sloeg de deur dicht.

‘Misschien heeft je echtgenote wel gedaan wat je beweert, maar alleen een ploert slaat een vrouw.’

Ook daar kon meneer Simplon niets op afdingen, maar de noodzaak uit te leggen dat hij mevrouw Simplon nooit met ook maar één vinger had aangeraakt werd hem bespaard doordat een openslaande deur aan scherven vloog en een groot en loodzwaar stuk glaswerk uit Waterford naar buiten zeilde. Mevrouw Grabble begon voor haar leven te vrezen en vocht met enig succes terug. Meneer Simplon nam de gelegenheid te baat om overeind te klauteren en de straat over te sprinten naar nummer vijf, een route die hem langs de Ogilvies, de gezusters Musgrove en de Pettigrews voerde, mensen die slechts oppervlakkige kennissen van hem waren, maar hem nu van heel wat meer dan alleen gezicht kenden. Terwijl hij in het nep-achttiende-eeuwse portiek bij zijn voordeur stond en met één hand de klopper in de vorm van een cupido liet roffelen en tegelijkertijd met zijn elleboog op de bel drukte, wist meneer Simplon dat zijn reputatie als bedrijfskundig ingenieur aan duigen lag. Hetzelfde gold voor de tolerantie van mevrouw Simplon. De constante afwezigheid van haar man en zijn kreupele smoesjes hadden haar, gecombineerd met haar eigen seksuele frustratie, tot een verbitterde vrouw gemaakt. Ze was naar buiten gegaan om te redden wat er te redden viel van hun huwelijk, maar toen ze haar man naakt ineengedoken had zien liggen aan de voeten van een dominee, had ze besloten er een einde aan te maken. Een radicaal einde.

‘Voor mijn part blijf je op de stoep staan tot je een ons weegt,’ riep ze haar levensgezel door de brievenbus toe, ‘maar als je soms denkt dat ik je ooit nog in mijn huis binnenlaat, dan staat je een verrassing te wachten.’

Meneer Simplon had die dag al meer dan genoeg verrassingen meegemaakt en bovendien zinde haar gebruik van het bezittelijk voornaamwoord hem niet. ‘Hoe bedoel je, “mijn huis”?’ schreeuwde hij, terwijl hij zijn andere verloren bezittingen even vergat. ‘Ik heb net zoveel recht-’