Mevrouw Flawse had, als onderdeel van haar plan hem vroegtijdig het graf in te helpen, besloten de plichtsgetrouwe echtgenote te spelen. In plaats van zijn avances af te wijzen, moedigde ze hem juist aan een hartaanval te krijgen door met haar naar bed te gaan. De prostaat van meneer Flawse bracht de zaak weer in balans en belette hem zijn voornemen al te vaak hard te maken. Mevrouw Flawse kreeg de gewoonte hem ’s ochtends vroeg thee op bed te brengen, na die eerst te hebben vermengd met fijngemalen paracetamol-tabletten omdat ze eens had gelezen dat die slecht waren voor de nieren. Meneer Flawse dronk nooit thee op bed maar om haar niet te kwetsen goot hij zijn kopje leeg in de po, met als gevolg dat de hoop van mevrouw Flawse geheel ten onrechte gewekt werd door de kleur van de inhoud toen ze hem later die dag leeggooide. Het feit dat er theebladeren in het brouwsel dreven en ze te kieskeurig was om het echt goed te onderzoeken, gaf haar de ijdele hoop dat er iets ernstigs mis was met zijn blaas. Ten slotte zette ze hem op een dieet dat nog rijker was aan cholesterol dan gewoonlijk. Meneer Flawse kreeg eieren bij het ontbijt, omelet met lamskoteletten tijdens de lunch, varkensvlees voor het avondeten en zabaglione als dessert, met een glaasje advocaat voor het slapen gaan. Meneer Flawse gedijde op een eierdieet.
Mevrouw Flawse besloot de raadgevingen van Dr. Yudkin omgekeerd op te volgen en suiker toe te voegen aan haar lijst met schadelijke voedingsstoffen zodat ze meneer Flawse, na hem nog een ei of een portie kaantjes opgedrongen te hebben, bonbons, taarten en koekjes voorzette die vrijwel geheel uit suiker bestonden. De energie van meneer Flawse nam hand over hand toe en als hij niet in zijn studeerkamer zat, wandelde hij met hernieuwde kracht door de heuvels. Mevrouw Flawse volgde zijn verbeterende gezondheid vol wanhoop en haar eigen toenemende gewicht vol ongerustheid. Het was allemaal leuk en aardig om te proberen die ouwe door onmatigheid te vergiftigen, maar zij moest hetzelfde dieet gebruiken en dat bekwam haar allerminst goed. Uiteindelijk, in een laatste, wanhopige poging, moedigde ze hem aan zich te buiten te gaan aan port. Meneer Flawse volgde haar raad monter op en voelde zich alleen maar beter. Mevrouw Flawse vulde de karaf met port aan met cognac en haar echtgenoot, die een uitstekende neus had voor goede wijn, ontdekte die toevoeging en complimenteerde haar met haar vindingrijkheid. ‘ ’t Geeft de port meer volheid,’ verkondigde hij. ‘Dat ik daar zelf nooit aan heb gedacht. Duidelijk meer volheid.’
Mevrouw Flawse vloekte stilletjes maar moest hem gelijk geven. Port met meer dan de normale hoeveelheid cognac was inderdaad merkbaar voller. Dat gold echter ook voor haarzelf, en haar jurken begonnen er uit te zien alsof ze van iemand anders waren. Meneer Flawse vond haar toegenomen omvang een bron van vermaak en maakte ongepaste opmerkingen tegen Dodd dat brede borsten en billen beter waren in bed. Bovendien was mevrouw Flawse zich ervan bewust dat Dodd haar constant in zijn niet-loensende oog hield. Dat bracht haar van haar stuk, en Dodds collie had de onaangename gewoonte te grommen als ze te dicht in de buurt kwam.
‘Ik wou dat dat beest niet in de keuken kwam, ’ zei ze geïrriteerd tegen Dodd.
‘En ik zeker ook niet?’ zei Dodd. ‘ ’t Zou je niet meevallen ’t hier warm te stoken als ik geen kolen zou delven in de mijn. Als je mij niet in de keuken wilt, haal je voortaan die kolen zelf maar.’
Mevrouw Flawse was niet van plan in een mijnschacht af te dalen om kolen te bikken en zei dat ook.
‘Dan blijft die hond hier,’ zei Dodd.
Mevrouw Flawse zwoer dat ze er voor zou zorgen dat de collie zo snel mogelijk verdween, maar aangezien Dodd de gewoonte had het beest eigenhandig te voeren, belette haar dat om gemalen glas in het eten van het dier te doen. Al met al was het een zware zomer voor haar en ze betrapte zich op een onkarakteristiek verlangen naar de gure winter. Die zou haar meer gelegenheid bieden het leven onaangenaam te maken in de Hall.
In Sandicott Crescent was Lockhart al in die opzet geslaagd. Na Kleine Willie, de teckel van de Pettigrews, naar de andere wereld te hebben geholpen waar de Wilsons nu rotsvast in geloofden, kon hij zich tijdens zijn eenzame expedities ongehinderd door de tuinen en het vogelreservaat bewegen. Meneer Grabble, wiens vrouw hij in de armen van meneer Simplon had betrapt, was de Europese verkoopleider van een elektronicabedrijf en zat vaak in het buitenland. Tijdens zijn afwezigheid hielden mevrouw Grabble en meneer Simplon wat Lockhart hun rendez-vous noemde. Meneer Simplon liet zijn auto twee straten verderop staan en wandelde dan naar het huis van de Grabbles; als hij was uitgerendez-voust liep hij terug naar zijn auto en reed naar nummer vijf, waar mevrouw Simplon hem wachtte. Nader onderzoek wees uit dat meneer Grabble voor noodgevallen een telefoonnummer in Amsterdam had achtergelaten, waar hij altijd bereikt kon worden. Lockhart kwam daar achter door simpelweg de voordeur van nummer twee open te maken met de sleutel van wijlen meneer Sandicott en het bureau en telefoonboek van de Grabbles te doorzoeken. Vandaar dat hij op een warme middag in juni de moeite nam een telegram te versturen aan meneer Grabble in Amsterdam waarin hij hem dringend verzocht onmiddellijk naar huis te komen omdat zijn vrouw ernstig ziek was, zo ernstig dat ze niet naar een hospitaal vervoerd kon worden. Na dat te hebben ondertekend met de naam van een fictieve dokter klauterde Lockhart stilletjes in een telefoonpaal in het vogelreservaat en knipte de lijn die naar het huis van de Grabbles liep door. Vervolgens ging hij naar huis om een kopje thee te drinken alvorens zich bij het invallen van de avond naar de hoek te begeven waar meneer Simplon altijd zijn auto parkeerde. De auto stond er.