De oude meneer Flawse werd aangegrepen door dat relaas, net zoals hij werd aangegrepen door de liederen die de balladezangers onder de Flawses in het bloed zaten. Minstreel Flawse was befaamd om zijn verzen en haast onbewust citeerde meneer Flawse hardop de eerste strofe van ‘De Ballade van het Noodlottig Lid’ die de minstreel volgens sommige autoriteiten onder de galg van Elsdon had gecomponeerd, toen hij gehangen en gevierendeeld zou worden omdat hij zo onverstandig was geweest bij Fleur, de vrouw van sir Oswald Capheughton, in bed te klimmen toen die edelman niet alleen zelf op bed maar ook op zijn vrouw lag. Toen minstreel Flawse in sir Oswald binnendrong had dat bij alle betrokkenen tot onwillekeurige spierverkramping geleid zodat er de gezamenlijke inspanningen van zeven knechten voor nodig waren geweest om sir Oswald los te wrikken uit Fleur en het instrumentarium van één enkele plaatselijke barbier en chirurgijn om sir Oswald van zijn minstreel te scheiden. Eunuch Flawse was zijn gruwelijke executie relatief opgewekt en met een lied op zijn lippen tegemoet getreden.
Mijn lid heeft me dit lot gebracht,
En mij een kool gestoofd.
Dus hang me aan m’n voeten op:
Niet aan mijn lege hoofd.
’k Had moeten weten dat mijn Fleur,
Nooit stinken zou naar zweet,
Want zij was altijd schoon en rein,
En vochtig en gereed.
Maar oude Oswald stonk altijd,
Naar paarden, mest en hond,
En toen ik dacht in Fleur te zijn,
Zat ik in Oswalds kont.
Hang me in Elsdon aan de galg,
En trek mijn darmen uit,
Zodat een ieder goed kan zien,
Waar ik sinds kort naar fluit.
Maar voor de beul mijn hart uitsnijdt,
Wens ik alleen nog dit:
Wrik de kont van Oswald open,
En schenk mij weer mijn lid.
Of het goed- of kwaadschiks gaat,
Daar heb ik maling an,
Maar ’k wil niet wachten tot zijn dood,
Voor ik weer pissen kan.
Meneer Flawse vond het gedicht bemoedigend, zij het een tikkeltje cru. Hij kon zich precies voorstellen hoe de Minstreel zich gevoeld had: hij had de laatste tijd last van zijn prostaat. Maar het was vooral de grimmige opgewektheid van de ballades waar hij van genoot. De Flawses waren dan misschien dieven en rovers, moordenaars en bandieten en zelfs heiligen en bisschoppen geweest, maar wat ook hun roeping was, ze waren voor de duivel niet bang geweest en hadden gelachen om tegenslag en hun godsdienst was niet zozeer die van het Christendom dan wel die van persoonlijke eer. Als je een Flawse een leugenaar noemde, betekende dat sterven of jezelf op leven en dood verdedigen en een Flawse die angst liet blijken als hij geconfronteerd werd met tegenslag was een uitgestotene zonder naam of faam, zoals het oude gezegde wilde.
De belangstelling van meneer Flawse voor zijn voorouders kwam echter niet alleen door nieuwsgierigheid naar zijn eigen familie. Hij zat nog steeds met het grote vraagteken dat hem ’s nachts uit zijn slaap hield: wie was de vader van Lockhart? In zijn achterhoofd leefde de afschuwelijke overtuiging dat Lockhart niet alleen zijn kleinzoon, maar ook zijn zoon was. Dat was de reden waarom hij die ranselclausule in zijn testament had laten opnemen. Als bleek dat zijn vermoedens juist waren, verdiende hij het om op een haar na doodgeslagen te worden, zo niet erger. Die vraag moest worden beantwoord: was het niet tijdens zijn eigen leven dan toch tijdens dat van Lockhart en terwijl hij zich door de oude akten en documenten heen werkte, bleef meneer Flawse aan mogelijke kandidaten denken. Ze hadden allemaal dit gemeen: op het tijdstip dat Lockhart was verwekt -volgens meneer Flawse zo’n acht maanden voor zijn geboorte- moesten ze binnen paardrijafstand van de Hall hebben gewoond en tussen de zestien en zestig zijn geweest. Hij weigerde te geloven dat zijn dochter, wat haar ondeugden ook geweest mochten zijn, uit vrije wil met een bejaarde zou hebben aangepapt. Het was heel wat waarschijnlijker dat de vader in de twintig was geweest. Naast elke naam noteerde meneer Flawse de leeftijd van de kandidaat, de kleur van zijn ogen en haar, zijn gelaatstrekken, lengte en, als het - maar even mogelijk was, de schedelindex. Aangezien de verdachte voor dat laatste zijn hoofd zowel in de lengte als de breedte moest laten meten met een onnodig scherp gepunte krompasser, was niet iedereen bereid die operatie te ondergaan en degenen die weigerden kregen de letters UV achter hun naam, wat een afkorting was voor Uiterst Verdacht. In de loop der jaren had de oude heer een immense hoeveelheid antropologisch belangwekkend materiaal verzameld, maar er was niets bij dat de gelaatstrekken van Lockhart verklaarde. Die waren door en door die van een Flawse, van de adelaarsneus tot de staalblauwe ogen en het vlasblonde haar, zodat de schuldgevoelens van de oude man alleen maar toenamen, evenals zijn hardnekkige voornemen zich, zelfs op het gevaar af te falen, van die schandvlek vrij te pleiten en niet de familiegeschiedenis in te gaan als Incest Flawse. Hij werd zo geobsedeerd door zijn studie, dat hij niets merkte van de verandering die zijn vrouw had ondergaan.