Home>>read Erfelijk belast free online

Erfelijk belast(33)

By:Tom Sharpe


‘Ik was het niet eens met uw dronk op de Dood,’ zei Dr. Magrew. ‘Het druist tegen m’n eed van Hippocrates in en bovendien is het in tegenspraak om een heildronk uit te brengen op iets dat per definitie onmogelijk heilzaam kan zijn.’

‘Verwart u gezondheid niet met leven?’ zei meneer Bullstrode. ‘En met leven bedoel ik het vitale element. De wet der natuur vereist dat elk levend wezen sterft. Dat zult u niet ontkennen, dokter.’

‘Dat kan ik niet,’ zei Dr. Magrew. ‘’t Is de waarheid. Daarentegen zou ik wel uw recht om een stervende man gezond te noemen in twijfel willen trekken. In al mijn jaren als arts ben ik nog nooit aan het doodsbed van een gezond iemand aanwezig geweest.’

Meneer Flawse tikte met zijn glas op tafel om de aandacht en de karaf met port op te eisen. ‘Ik geloof dat u nu de factor onnatuurlijke dood buiten beschouwing laat,’ zei hij terwijl hij zich nog een glas inschonk. ‘U kent ongetwijfeld het raadsel van de vlieg en de locomotief. Een kerngezonde vlieg komt met dertig kilometer per uur regelrecht op een locomotief af die met negentig kilometer per uur precies de tegenovergestelde richting uitgaat. De locomotief en de vlieg raken elkaar en de vlieg is op slag dood, maar op dat moment van sterven hield hij op met dertig kilometer per uur vooruit te bewegen en ging in plaats daarvan met negentig kilometer per uur achteruit. Als die vlieg tot stilstand kwam en achteruit begon te bewegen, houdt dat dan ook niet in dat de locomotief tevens tot stilstand moet zijn gekomen, zij het slechts voor éénmiljoenste van de tijd waarin de vlieg stilstond en, wat relevanter is voor onze discussie, is het ook niet zo dat die vlieg gezond is gestorven?’

Meneer Bullstrode schonk zich nog een glas port in en dacht over dat probleem na, maar het was de dokter die het tegen meneer Flawse opnam. ‘Als die locomotief gedurende éénmiljoenste seconde tot stilstand kwam, en aangezien ik geen technicus ben kan ik daar niet over oordelen en moeten we u op uw woord geloven, is het ook zo dat die vlieg gedurende éénmiljoenste seconde in een uiterst ongezonde toestand verkeerde. We hoeven die tijdsspanne alleen maar te verlengen in verhouding tot de levensverwachting van een vlieg om dat te kunnen bewijzen. Ik geloof dat een vlieg normaliter niet ouder wordt dan één enkele dag, terwijl de mens een jaar of zeventig wordt - u bent natuurlijk een uitzondering. Kortom, een vlieg mag zich verheugen in een bestaan van om en nabij de zesentachtigduizendvierhonderd seconden, terwijl de mens tussen geboorte en dood aan de tweemiljardhonderdzevenmiljoenvijfhonderdtwintig seconden komt. Ik laat het aan u over om het verschil te berekenen tussen éénmiljoenste seconde voor een vlieg en een overeenkomstige tijdsduur voor een mens. Ruwweg geschat zou ik het laatste op zo’n vijfeneenhalve minuut willen stellen. Tijd genoeg om vast te stellen dat een patiënt ongezond is.’

Na het argument van de vlieg te hebben afgedaan en zijn glas te hebben geleegd, leunde Dr. Magrew triomfantelijk achterover in zijn stoel.

Het was nu de beurt aan meneer Bullstrode om het probleem op juridische wijze te benaderen. ‘Neem de kwestie van de doodstraf,’ zei hij. ‘Men zei altijd van iemand die wegens moord veroordeeld was: “Die wordt wel gehangen”. Iemand die wel is, is gezond en aangezien de strop ogenblikkelijk de dood ten gevolge heeft, stierf die moordenaar dus gezond.’

‘Woordenzifterij, meneertje, woordenzifterij, ’ zei Dr. Magrew, die zich niet zo makkelijk in de hoek liet drukken. ‘U beweert dat een moordenaar wel wordt gehangen. Ik zou liever zeggen dat geen enkele veroordeelde moordenaar wel bleef leven. Je kunt die dingen altijd omdraaien, ’t Hangt helemaal van je standpunt af.’

‘Ja, daar draait het om,’ zei meneer Flawse. ‘Vanuit welk standpunt moeten we de dingen bekijken? Ik kan alleen vanuit mijn eigen ervaring spreken, die voornamelijk beperkt is tot honden en hun gewoonten. Ik vind dat we een paar treden lager op de evolutionaire ladder moeten beginnen dan bij de primaten. Neem bij voorbeeld de Duitse herder. Het bekende liedje gaat “Op de grote, stille heide, dwaalt de herder eenzaam rond.” De man die dat geschreven heeft wist niets van honden. Honden dwalen niet eenzaam rond. Ze jagen in meutes en dieren die in meutes jagen houden niet van eenzaamheid. Honden zijn van hun mede-honden afhankelijk voor het vangen van prooi en omdat ze van elkaar afhankelijk zijn bezitten ze de moraliteit van een sociaal wezen. Een instinctieve moraliteit, maar desondanks een moraliteit. De mens, daarentegen, bezit geen aangeboren of instinctieve moraliteit. De geschiedenis bewijst dat, en de geschiedenis van de godsdienst nog meer. Als de mens een aangeboren moraliteit bezat zouden er geen religies en zelfs geen wetten nodig zijn, heren. En toch zou de mens niet overleefd kunnen hebben zonder moraliteit. Het zoveelste raadsel, heren; de wetenschap heeft het geloof in God, dat als basis diende voor onze moraliteit, vernietigd en ons tegelijkertijd de middelen gegeven om de mensheid te vernietigen. Met andere woorden, we missen nu het morele besef dat ons in het verleden van de uitroeiing heeft gered en bezitten het vermogen om onszelf in de toekomst wel uit te roeien. Een naargeestige toekomst, heren, die ik hopelijk niet meer mee zal maken.’