Home>>read Erfelijk belast free online

Erfelijk belast(30)

By:Tom Sharpe


Het was bijna donker toen ze voorbij Wark de hoofdweg verlieten en het verharde weggetje namen dat naar Black Pockrington leidde. Boven hen fonkelden een paar sterren en de koplampen schenen op hekken en af en toe de ogen van een nachtdier, maar verder was alles donker en kaal, een silhouet tegen de nachtelijke hemel. Jessica was in extase.

‘Oh Lockhart, het is net een andere wereld.’

‘Het is ook een andere wereld,’ zei Lockhart.

Toen ze uiteindelijk op de top van de Knekelberg aankwamen en over de vallei uitkeken op de Hall, scheen er door alle ramen licht.

‘Oh, wat prachtig!’ zei Jessica. ‘Stop eens even. Ik wil er echt van genieten.’

Ze stapte uit en staarde in vervoering naar het huis. Van de verdedigingstoren tot aan de rokende schoorstenen en verlichte vensters was het precies waar ze op had gehoopt. Als om het in vervulling gaan van haar wensen te vieren, verscheen de maan van achter een wolk en glinsterde op het water van het reservoir en in de verte klonk het diepe geblaf van de Flawse meute. Alles wat Jessica tijdens haar verlate adolescentie had gelezen was van droom werkelijkheid geworden.





8




Je zou kunnen zeggen dat alles wat de oude heer Flawse de volgende ochtend las, de werkelijkheid voor diverse mensen in een droom, om niet te zeggen een nachtmerrie, veranderde. De ceremonie vond plaats in de grote zaal van de verdedigingstoren, die door zijn grootvader tot meer dan de oorspronkelijke elegantie was teruggerestaureerd. Als tijdgenoot van sir Walter Scott en groot liefhebber van zijn boeken, had hij wat vroeger een versterkte koeiestal was geweest veranderd in een feestzaal met gipsen ornamenten en decoratieve wapenschilden, terwijl aan de dakbinten de rafelige en volkomen verzonnen vaandels van een half dozijn fictieve regimenten hingen. De tand des tijds en des mots had die banieren een soort transparante authenticiteit verleend en roest had de harnassen en het wapentuig een antiek en ambachtelijk aanzien gegeven dat had ontbroken toen hij ze kocht. En harnassen en wapens stonden her en der verspreid. Gehelmde gedaanten stonden langs de wanden en erboven, afgewisseld door de opgezette koppen van herten, elanden, antilopen, beren en zelfs een tijger, hingen de zwaarden en strijdbijlen uit vergeten oorlogen.

In die strijdlustige omgeving, met een laaiend vuur in de open haard en rook die omhoog kolkte tussen de vaandels, liet meneer Flawse zijn testament voorlezen. Voor hem, aan een reusachtige eiken tafel, zaten de mensen die hem -waarschijnlijk- het dierbaarst waren: Lockhart, mevrouw Flawse, Jessica, die in een romantische coma verkeerde, meneer Bullstrode, die het testament zou voorlezen, twee pachters die als getuigen zouden fungeren en Dr. Magrew, om te attesteren dat meneer Flawse, zoals hij beweerde, in het volledig bezit van zijn geestelijke vermogens was.

‘De ceremonie moet onder de meest stringente rechtskundige en juridische omstandigheden worden gehouden,’ had meneer Flawse opgedragen en zo gebeurde het ook. Hij had er net zo goed aan kunnen toevoegen dat de grote Thomas Carlyle zijn rhetorische gewicht aan de procedure zou verlenen en er klonk ontegenzeggelijk iets van de Wijze van Ecchilfeccan door in de openingswoorden van de oude man. Zijn stem galmde tussen de dakbalken en hoewel het testament, op juridische gronden, weinig komma’s bevatte, maakte meneer Flawse dat gebrek meer dan goed door kwistig met puntkomma’s te strooien.

‘Jullie zijn hier vandaag bijeen,’ verkondigde hij terwijl hij zijn jaspanden ophief en zijn achterwerk naar het vuur keerde, ‘om de laatste wil en het testament te horen van Edwin Tyndale Flawse; één maal weduwnaar en twee maal getrouwd; vader van de wijlen en tot op zekere hoogte betreurde Clarissa Richardson Flawse; grootvader van haar onwettige nakomeling Lockhart Flawse die ik, aangezien zijn vader onbekend is, niet uit edelmoedigheid maar uit die aangeboren en onmiskenbare praktische instelling die de familie Flawse van oudsher tot haar meest kenmerkende eigenschappen rekent, als mijn mannelijke erfgenaam heb geadopteerd. Over de gevolgen daarvan later meer; ik wil nu niet over zulke lage, dierlijke zaken spreken, nee, verhevener thema’s vormen mijn lied, als het tenminste een lied is dat oude mannen zingen, denkend aan wat geweest had kunnen zijn; en ik ben oud en de dood nabij.’

Hij zweeg even om adem te halen en mevrouw Flawse ging vol verwachting verzitten. Meneer Flawse keek haar met fonkelende, boosaardige ogen aan. ‘Ja mevrouw, draait en schuift u maar; de seniliteit staat ook u onverbiddelijk te wachten; de knokige vinger van de dood wenkt en wij moeten gehoorzamen; die duistere vergetelheid is ons onvermijdelijk lot. Het is zekerder dan alle andere zekerheden; de ene onbeweeglijke ster aan het firmament van de menselijke ervaring; al het andere is veranderlijk, ongecoördineerd en de speelbal van de omstandigheden en dus kunnen we onze sextant alleen richten op die ster van het niets, de dood, om te meten waar en wat we zijn. Ik ben nu negentig en zie die ster feller en duisterder stralen dan ooit tevoren. Zo stevenen we op het graf af over de tramlijn van onze gedachten en daden, dat enkelspoor van ons karakter waarmee we worden geboren, waar we niet aan kunnen ontkomen en veel aan hebben te danken maar ons, dank zij kleine onvolkomenheden, onopzettelijk de beschikking geeft over die minieme vrijheid van handelen die de mens is. Ja, die de mens is. Geen enkel dier weet wat vrijheid is; alleen de mens, en dat dank zij de onvolmaaktheden van onze genen en chemische samenstelling. De rest wordt bepaald door onze geboorte. De mens lijkt op een locomotief, één en al stoom en vuur en toenemende druk, maar desondanks kan hij uitsluitend over een voorbeschikt spoor de bestemming tegemoet denderen die ons aller eindbestemming is. Voor jullie staat een half skelet, niet meer dan wat botten en een schedel en een laatste vleugje vitaliteit, die de knoken nog aaneen lijmt. En weldra scheurt het perkament dat nu mijn vlees uitmaakt; het leven vliedt, maar of mijn ziel opnieuw ontwaakt? Altijd draag ik dat raadsel mee, tot de dood antwoordt met ja of nee. Dat wil niet zeggen dat ik zo’n lage dunk heb van mezelf. Ik sta nog voor jullie in deze zaal en jullie zijn hier bijeen gekomen om mijn laatste wil te horen. Mijn laatste wil? Een vreemde term die de doden opeisen; hun wil, terwijl alle beslissingen bij hun nabestaanden liggen. Hun wil; niet meer dan een vrome wens. Ik ben echter van plan alle toevalligheden uit te sluiten door jullie nu mijn laatste wil voor te leggen; voor te leggen en op te leggen. Want ik heb voorwaarden gesteld die jullie dadelijk zullen horen, en na gehoord te hebben zullen naleven of anders het gehele fortuin verbeuren dat ik jullie nalaat.’