Hij deed het portier open en een van de reusachtige bastaards sprong naar binnen en kwijlde in zijn gezicht alvorens zijn orale attenties op zijn nieuwe bazin te richten.
‘Haal dat rotbeest weg. Donder op, kreng,’ schreeuwde mevrouw Flawse. ‘Hou op! Oh mijn God...’
Tevreden dat hij zijn gelijk had bewezen sloeg meneer Flawse de hond het rijtuig uit en trok het portier dicht. Vervolgens wendde hij zich tot zijn vrouw. ‘U zult het met me eens zijn dat hij meer dan driederde woeste hond in zich heeft, lieve,’ zei hij grimmig. ‘Of wilt u hem nog eens wat aandachtiger bekijken?’
Mevrouw Flawse bekeek haar echtgenoot uitermate aandachtig en zei dat ze daar geen behoefte aan had.
‘Spreek me dan niet meer tegen als het om rasveredeling gaat, mevrouw,’ zei hij, en riep tegen Dodd dat hij verder kon rijden. ‘Ik heb daar een studie van gemaakt en ik laat me niet de les lezen.’
Mevrouw Flawse hield haar gedachten voor zich. Het waren geen aangename gedachten, maar ze konden nog even wachten. Het rijtuigje stopte voor de achterdeur. Dodd waadde door een zee van honden naar het portier.
‘Weg met die beesten, man,’ schreeuwde meneer Flawse boven het geblaf uit. ‘M’n vrouw is bang voor hen.’
Een paar seconden later had Dodd, die om zich heen ranselde met zijn zweep, de honden naar de andere kant van de binnenplaats gejaagd. Meneer Flawse stapte uit en gaf mevrouw Flawse een hand. ‘U verwacht hopelijk niet van een man van mijn leeftijd dat ik u over de drempel draag,’ zei hij galant, ‘maar Dodd zal de honneurs waarnemen. Dodd, draag mevrouw naar binnen.’
‘Het is helemaal niet nodig.. .’ begon mevrouw Flawse, maar Dodd gehoorzaamde het bevel en plotseling staarde ze, van heel wat dichterbij dan goed was voor haar gemoedsrust, in zijn wellustig grijnzende gezicht terwijl hij haar tegen zich aan drukte en naar binnen droeg.
‘Dank je, Dodd,’ zei meneer Flawse, die hem volgde. ‘Het ceremonieel is in acht genomen. Zet haar maar neer.’ Eén afschuwelijk moment lang drukte Dodd haar nog steviger tegen zich aan en kwam zijn gezicht nog dichter bij het hare, maar toen ontspande hij zich en zette haar op de keukenvloer. Mevrouw Flawse deed eerst even haar kleren goed alvorens om zich heen te kijken.
‘Ik hoop dat ’t uw goedkeuring kan wegdragen.’
Dat kon het allerminst, maar mevrouw Flawse zweeg. Flawse Hall mocht er dan van de buitenkant al kaal, naargeestig en ongelooflijk dreigend hebben uitgezien, in de keuken met zijn enorme stenen plavuizen waande ze zich regelrecht in de middeleeuwen. Ze zag weliswaar een granieten gootsteen met een kraan erboven, wat op stromend, zij het koud, water wees en het ijzeren fornuis dateerde uit de latere jaren van de Industriële Revolutie, maar verder was er weinig dat ook maar vaag modern aandeed. Midden in het vertrek stond een kale houten tafel met banken aan weerszijden en naast het fornuis stonden rechte houten gevallen met rugleuningen.
‘Zittekisten, ’ zei meneer Flawse toen hij de vragende blik van zijn vrouw zag. ‘Die gebruiken Dodd en de bastaard ’s avonds.’
‘De bastaard?’ zei mevrouw Flawse. ‘Wat voor bastaard?’ Maar voor deze ene keer was het de beurt van haar man om te zwijgen.
‘Ik zal u de rest van het huis laten zien,’ zei hij terwijl hij haar voorging door een gang.
‘Als het op de keuken lijkt. ..’ begon mevrouw Flawse, maar dat was niet het geval. De keuken mocht dan naargeestig en kaal zijn, de rest van de Hall voldeed aan haar verwachtingen en stond vol fraaie meubels, wandtapijten, enorme portretten en andere bijdragen van vele generaties en evenveel huwelijken. Mevrouw Flawse slaakte een zucht van verlichting toen ze aan de voet van de gebogen trap om zich heen keek. Door met de oude Flawse te trouwen was ze niet alleen getrouwd met een seniele kerel, maar met een fortuin aan antiek meubilair en fraai zilver. En aan alle wanden staarden de Flawses van oude portretten omlaag: Flawses met pruiken en uniformen en geborduurde vesten, maar het karakteristieke Flawse-gelaat was steeds hetzelfde. Slechts in één hoek ontdekte ze een klein, donker portret dat niet meteen herkenbaar was als een Flawse.
‘Murkett Flawse. Een postuum schilderij, ben ik bang,’ zei de oude man. Mevrouw Flawse bestudeerde het doek wat aandachtiger.
‘Zo te zien is hij een merkwaardige dood gestorven,’ zei ze. Meneer Flawse knikte.
‘Hij is onthoofd, mevrouw, en ik heb zo’n idee dat de beul zich de avond tevoren te buiten was gegaan en nog een flinke kater had en daarom wat vaker moest hakken dan gebruikelijk.’
Mevrouw Flawse deinsde terug van het gruwelijke portret van Murkett Flawse en samen gingen ze van de ene kamer naar de andere. Er was overal wel iets om te bewonderen en, in het geval van mevrouw Flawse, te taxeren. Toen ze uiteindelijk weer in de hal arriveerden wist ze dat het ondanks alles toch een goed idee was geweest om met die oude gek te trouwen.