Home>>read Erfelijk belast free online

Erfelijk belast(19)

By:Tom Sharpe


‘Een prachtig uitzicht,’ merkte hij op toen ze een extra onaangenaam stuk open veld waar geen enkele boom groeide overstaken. Mevrouw Flawse hield haar mening voor zich. Zolang die ouwe nog niet helemaal dood was mocht hij van haar misère genieten, maar zodra ze eenmaal goed en wel in Flawse Hall zat, zou hij merken hoe zuur ze zijn laatste levensdagen kon maken. Om te beginnen was het afgelopen met seks. Dat had mevrouw Flawse zich vast voorgenomen en aangezien ze een energieke vrouw was, kon hij zijn borst natmaken. Zo zaten de twee naast elkaar te beramen hoe ze de ander een hak konden zetten. Het was mevrouw Flawse die de eerste schok te verwerken kreeg. Even voorbij Wark sloegen ze een half verhard weggetje in dat via een fraai beboste vallei naar een groot, mooi huis leidde, dat door ruime tuinen was omgeven. Er ging een golf van voorbarige hoop door mevrouw Flawse.

‘Is dat de Hall?’ vroeg ze terwijl ze op de toegangspoort af ratelden.

‘Nee,’ zei meneer Flawse. ‘Daar wonen de Cleydons.’

Eventjes leek hij zijn goede humeur te verliezen. De jonge Cleydon had bovenaan de kandidatenlijst voor Lockharts vaderschap gestaan en alleen het feit dat hij gedurende de maanden waarin Lockhart was verwekt in Australië was geweest had hem ervan gered op een haar na dood te worden geslagen.

‘’t Lijkt me een leuk huis,’ zei mevrouw Flawse, die merkte dat het humeur van haar man was omgeslagen.

‘Ja, ’t huis is beter dan de bewoners. Stelletje ellendelingen,’ zei de oude man. Mevrouw Flawse voegde de Cleydons toe aan de lijst met buren aan wie hij een hekel had en die zij te vriend zou houden. Een tijdje later drong het tot haar door dat die lijst hoogstwaarschijnlijk een hersenschim

zou blijven. De weg kronkelde langs het huis het bos uit en ze reden tegen de steile flank van een kale heuvel op. Anderhalve kilometer verder kwamen ze bij het eerste van vele hekken in de stapelmuurtjes. Dodd stapte af, deed het hek open, leidde het rijtuig er door en deed het hek weer dicht. Mevrouw Flawse speurde aan de horizon naar enig teken van haar nieuwe huis, maar er was niets te zien. Hier en daar staken een paar groezelige schapen af tegen de sneeuw, maar verder was alles verlaten. Mevrouw Flawse huiverde.

‘Nog zestien kilometer te gaan,’ zei meneer Flawse opgewekt. Het daaropvolgende uur hotsten ze over de hobbelige weg, met als aardigste uitzicht een verlaten boerderij, omgeven door een tuinmuur en overwoekerd door wilgeroosjes en brandnetels. Uiteindelijk kwamen ze weer bij een hek en zag mevrouw Flawse een eind verderop een kerk op een klein heuveltje, omringd door verscheidene huizen.

‘Dat is Black Pockrington,’ zei meneer Flawse. ‘Daar haal je voortaan je boodschappen.’

‘Daar?’ zei mevrouw Flawse bits. ‘Ik denk er niet aan. Het lijkt me veel te klein om winkels te hebben.’

‘Er is één winkeltje en ’t is zo klein vanwege de cholera. ‘

‘Cholera?’ zei mevrouw Flawse enigszins geschrokken.

‘De epidemie van 1842 of daaromtrent,’ zei de oude man. ‘Negentiende van de bevolking is bezweken. Ze liggen allemaal op het kerkhof. Ja, cholera is geen grapje, maar als het er niet was geweest betwijfel ik of de Flawses zouden zijn waar we nu zijn.’

Hij liet een akelig gegrinnik horen, dat geen weerklank vond bij zijn vrouw. Ze zou er heel wat voor hebben gegeven om niet te zijn waar ze nu was.

‘We hebben al ’t land in deze omstreken voor een appel en een ei opgekocht,’ ging meneer Flawse verder. ‘De Dodemansheide, heet ’t nu.’

In de verte klonk het geluid van een explosie.

‘Waarschijnlijk de artillerie, die onze belastingcenten erdoor jaagt op ’t schietterrein. U went wel aan de knallen. Als zij niet bezig zijn, zijn ze wel in de steengroeven aan de andere kant van de Knekelberg met springladingen in de weer.’

Mevrouw Flawse sloeg haar plaid wat dichter om zich heen. Zelfs de namen klonken onheilspellend.

‘Wanneer zijn we bij Flawse Hall?’ vroeg ze om haar angst te verdrijven. De oude man raadpleegde een groot, gouden savonethorloge.

‘Nog een half uurtje,’ zei hij. ‘Zo tegen half vijf.’

Mevrouw Flawse staarde uit het raampje en keek nog aandachtiger uit naar naburige huizen maar er was niets te zien, behalve uitgestrekte heidevelden en af en toe een uitstekende rotspartij die een heuvel bekroonde. Terwijl ze reden stak de wind op. Uiteindelijk kwamen ze weer bij een hek en Dodd stapte af.

‘Daar ligt de Hall. Een beter uitzicht heb je niet,’ zei de oude man terwijl ze door het hek reden. Mevrouw Flawse veegde de condens van het raampje en tuurde naar buiten. Het weinige dat ze kon zien van het nieuwe huis waar ze zich zo op verheugd had beviel haar allerminst. Flawse Hall op Flawse Fell, onder de schaduw van Flawse Rigg, deed zijn monotone naam eer aan. Het was een groot gebouw van grijs graniet met een toren aan één kant en deed haar aan een kleinere uitvoering van de gevangenis van Dartmoor denken. De hoge stenen muur die het huis aan drie zijden insloot gaf dezelfde indruk van opzettelijk opsluiting en de gapende poortdoorgang in de muur was groot en onheilspellend. Naast de muur stonden een paar miezerige, door de wind gebogen boompjes samengedrongen en ver weg, in het westen, ving ze een glimp op van donkere dennenbossen.