Home>>read Erfelijk belast free online

Erfelijk belast(103)

By:Tom Sharpe




‘De laatste Flawse zei de Hall vaarwel,

Net als heuvels en heideveld,

Maar wie achterblijft heeft als herinnering wel,

De verhalen die hij vaak heeft verteld.



Een dubbele dood, een dubbel leven,

Hij had twee mensen kunnen zijn.

De één sprak woorden die anderen schreven,

De woorden der tweede waren slechts schijn.



Zo worstelde hij zijn hele leven,

Een strijd die nimmer is verflauwd.

Het goede en ware was zijn streven,

Al heeft hij zich steeds als half beest beschouwd.



Voor hem was dat de enige waarheid,

Op God en de Wetenschap kon hij niet aan,

En hij zag altijd en met grote klaarheid,

Dat de beste mensen al lang heen zijn gegaan.



Maar hun woorden blijven en stillen de pijn,

En we zouden ons moeten verheugen van hem,

Dat we ondanks zijn dood nog getuige kunnen zijn,

Van ’t geluid van zijn levende stem.’



Terwijl de doedelzak van Dodd verder snerpte sprong Lockhart van de tafel en verliet de toren. Meneer Bullstrode en Dr. Magrew keken elkaar vol verwondering aan en voor deze ene keer liet zelfs Jessica, vol geschrokken bezorgdheid om Lockharts tranen, niets van haar sentimentele inslag blijken en staarde hem met droge ogen na. Ze wilde Lockhart achterna gaan, maar Dodd hield haar tegen.

‘Laat ’m even met rust, meiske,’ zei hij. ‘Hij moet zich bij z’n noodlot neerleggen.’

Dodd had gedeeltelijk gelijk. Lockhart legde zich weliswaar niet neer, maar wat volgde had wel met het noodlot te maken. Terwijl de zon opkwam boven de Knekelberg kwamen de duizend luidsprekers waarmee de heuvel was bezaaid weer donderend tot leven. Deze keer was het geluid echter niet dat van kogels en granaten, maar de gigantisch versterkte stem van Edwin Tyndale Flawse. Hij zong ‘De Ballade van het Noodlottig Lid.’





22




Terwijl de laatste echo’s van die monsterlijke stem wegstierven en de vogels in de dennenbossen rond het reservoir met pijnlijke trommelvliezen terugfladderden naar hun takken en de draad van hun ochtendgezang weer trachtten op te pakken, stonden Lockhart en Jessica op het dak van de oude toren en staarden over de transen uit naar het land dat nu werkelijk het hunne was. Lockharts tranen waren gedroogd. Ze waren niet alleen bedoeld geweest voor zijn brandende grootvader, maar meer voor het verlies van die vreselijke onschuld die de geestelijke erfenis van de oude man was geweest. Die onschuld had als een drukkende last op zijn schouders gerust en hem het recht ontzegd op de schuldgevoelens en de ware menselijkheid die voortspruit uit schuldgevoel en onschuld. Dat had Lockhart al onbewust tot uitdrukking gebracht in zijn klaagzang, maar nu voelde hij zich vrij om zijn verdeelde zelf te zijn, een man die zowel lust als liefde kende, zowel angst als hersenloze dapperheid en een mengeling van vindingrijkheid en medelijden, kortom, een mens zoals andere mensen. Dat alles had zijn grootvaders obsessie met helden en heldenverering hem ontzegd, maar uit de vlammen die meneer Flawse hadden verteerd was een nieuwe Lockhart geboren, iemand die zijn eigen meester was, ongeacht zijn afstamming of wie of wat zijn vader was geweest en had gedaan.

Terwijl meneer Bullstrode en Dr. Magrew in de richting van Hexham reden en Dodd met veger en blik de as van wijlen zijn meester uit de haard verwijderde en er de vreemde bestanddelen uitpikte die verantwoordelijk waren geweest voor meneer Flawses postume levendigheid, waarna hij de rest in de broeikas deponeerde, stonden Lockhart en Jessica dicht tegen elkaar en waren er tevreden mee zichzelf te zijn.



Dat kon moeilijk worden beweerd van meneer Mirkin of de kommiezen die inmiddels terug waren in Hexham. Vooral meneer Mirkin was niet zichzelf en zelfs niet meer buiten zichzelf. Hij had geen zelf om buiten te zijn. De ontvanger der inkomstenbelasting (afdeling ontduiking van) lag weer in het ziekenhuis, zo op het oog ongedeerd maar inwendig lijdend aan de gevolgen van extreem lage geluidsgolven. Zijn toestand stelde de doktoren voor een raadsel, en zijn symptomen waren uniek. Zijn ene helft had veel weg van een woofer, de andere helft van een tweeter. Een dergelijke combinatie waren ze nog nooit eerder tegengekomen en pas nadat Dr. Magrew arriveerde en voorsloeg de gipsbenen van meneer Mirkin aan elkaar te gieten, konden ze hem in bed houden. Ondanks dat alles tweeterde hij lustig verder en hij tweeterde het hardnekkigste om zijn T-biljet, een vraag die tot heel wat ongewenste kopjes thee leidde. Uiteindelijk kreeg hij een prop in zijn mond en werd zijn hoofd vastgezet tussen met lood gevulde ijszakken om het trillen tegen te gaan.

‘Hij is zo gek als een ui,’ zei Dr. Magrew overbodig terwijl de ontvanger (lage tonen) op en neer stuitte op bed. ‘De beste en veiligste plaats lijkt me een gecapitonneerde cel. Dan hou je dat gerommel misschien een beetje binnen.’

‘Hij schijnt niet in staat te zijn ook maar iets binnen te houden,’ zei een consulterend geneesheer. ‘En dat gerommel is werkelijk weerzinwekkend.’