‘Jullie zijn één ding vergeten,’ zei hij en smeet de ex-ontvanger der belastingen op de motorkap van de voorste auto. De kommiezen zagen zijn lippen bewegen, maar hoorden niets. Als ze hem hadden gehoord zouden ze het erover eens zijn geweest dat meneer Mirkin inderdaad een ding was. Hij had beslist niets menselijks meer. Geluidloos brabbelend en met het schuim om diverse lichaamsopeningen was hij de rand van de waanzin gepasseerd en zou duidelijk nooit meer de oude worden. Ze wisten hem in de kofferbak van een van de auto’s te proppen (zijn vibrerende benen verhinderden hem plaats te nemen in de auto zelf) en reden weg door de stille nacht.
Lockhart wandelde gelukkig terug naar de Hall. Zijn experiment op het gebied van sonische surrogaatoorlogsvoering was een doorslaand succes geweest, zo doorslaand dat hij, toen hij het huis naderde, zag dat de meeste ruiten aan diggelen lagen. Hij zou ze morgen laten repareren, maar ondertussen viel er iets te vieren. Hij liep naar de oude verdedigingstoren en stak het vuur aan in de enorme open haard. Terwijl de vlammen oplaaiden, droeg hij Dodd op de whisky te halen en ging zelf naar het huis om meneer Bullstrode en Dr. Magrew uit te nodigen samen met Jessica en hem een toost uit te brengen. Het kostte hem enige moeite hen duidelijk te maken wat hij wilde, maar hun slaap was al zo grondig verstoord dat ze zich aankleedden en hem volgden naar de feestzaal. Dodd had de whisky en zijn doedelzak al klaar en ze gingen in een kringetje onder de strijdvaandels en de zwaarden staan en hieven het glas.
‘Waar drinken we deze keer op?’ vroeg Jessica. Het was Dodd die antwoord gaf.
‘Op de duivel in eigen persoon,’ zei hij.
‘De duivel?’ zei Jessica? ‘Waarom op de duivel?’
‘Ach meiske,’ zei Dodd, ‘’t Is duidelijk datje niet goed thuis bent in de poëzie van Robbie Burns. Ken je z’n gedicht “De duivel hale de kommies” niet?’
‘In dat geval, op de duivel,’ zei Lockhart en ze brachten de toost uit.
Ze dansten in het licht van het haardvuur terwijl Dodd op zijn doedelzak speelde en zong:
Je hebt de driepasdans en de vierpasdans,
De horlepiep en Schotse drie’s,
Maar de mooiste dans die er bestaat,
Is-de duivel hale de kommies.’
Ze dansten en dronken en dronken en dansten en gingen uiteindelijk uitgeput aan de lange tafel zitten terwijl Jessica eieren met spek maakte. Toen ze hadden gegeten, stond Lockhart op en droeg Dodd op de man te halen.
‘ ’t Zou niet aardig zijn hem helemaal niets van deze grote dag te laten meemaken,’ zei hij. Meneer Bullstrode en Dr. Magrew waren te dronken om bezwaar te hebben en knikten. ‘Hij had genoten als hij dat schuim had zien rennen,’ zei Lockhart. ‘ ’t Zou z’n gevoel voor humor hebben aangesproken. ’ Terwijl de zon opkwam boven Flawse Fell gooide Dodd de deuren van de toren open en reed de oude meneer Flawse, gezeten in een rolstoel en zich duidelijk op eigen kracht voortbewegend, de zaal binnen en nam zijn vaste plaats in aan het hoofd van de tafel. Dodd deed de deuren dicht en gaf de afstandsbediening aan Lockhart. Hij frunnikte aan de knopjes en opnieuw weergalmde de stem van meneer Flawse door het vertrek. Lockhart had de bandjes bewerkt en nieuwe toespraken gemonteerd, die de oude man nu ten beste gaf.
‘Laten we argumenteren, beste vrienden, zoals we dat vroeger ook deden voor de man met de zeis me te pakken had. Ik neem aan dat jullie allebei je verstand bij je hebben, net als ik?’
Dat was een lastige vraag voor Dr. Magrew en meneer Bullstrode. Ze waren allebei ladderzat en bovendien waren de gebeurtenissen elkaar zo snel opgevolgd dat ze min of meer waren vergeten dat de oude meneer Flawse misschien was opgezet, maar er nog steeds een eigen mening op na scheen te houden. Ze staarden die bewegende memento mori sprakeloos aan. In de veronderstelling dat ze nog steeds een beetje doof waren zette Lockhart het geluid harder en de stem van meneer Flawse galmde door de zaal.
‘’t Kan me niet schelen wat voor argumenten je allemaal aandraagt, Magrew,’ schreeuwde hij. ‘’t Wil er bij mij niet in datje het karakter van een natie of een mens kunt veranderen door met zijn milieu of maatschappelijke omstandigheden te rommelen. We zijn wat we zijn dank zij de prioriteit van geboorte en oude gewoonte, dat machtige conglomeraat van door erfelijkheid en praktijk geschapen eigenschappen dat het erfgoed van onze voorvaderen vormt. Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De uitspraken van vroegere rechters brengen we nu in de praktijk; het is gewoonterecht geworden, en wat, door chemische processen geleid, onze cellen vormt, maakt de gewone man. Een Engelsman is een Engelsman, ook al worden ze door eeuwen van elkaar gescheiden. Ben je ’t met me eens, Bullstrode?’