‘Ik wilde alleen maar... ’ begon hij, maar mevrouw Sandicott had geen behoefte om dat te horen.
‘Dat doet er verder niet toe. ’t Wordt hoog tijd dat jullie naar bed gaan,’ zei ze gedecideerd. ‘Morgenochtend bespreken we wel wat er allemaal geregeld moet worden.’
‘Oh, mammie...’
‘En noem me geen mammie,’ zei mevrouw Sandicott. ‘Na wat ik zojuist heb gehoord weet ik helemaal niet zo zeker of ik wel je moeder ben.’
Zij en Jessica lieten een verbouwereerde Lockhart achter op het sloependek. Hij ging trouwen met het mooiste meisje ter wereld. Eventjes keek hij of er nergens een geweer hing dat hij af kon schieten om uiting te geven aan zijn vreugde, maar er was niets. Uiteindelijk haakte hij een reddingsboei los van de reling, smeet hem met een boog in het water en slaakte een kreet van opgetogen triomf. Toen ging hij ook naar zijn hut, zonder te beseffen dat hij zojuist op de brug het sein ‘Man Overboord’ had gegeven en dat de reddingsboei in het kielzog van het schip wild op en neer dobberde terwijl het waarschuwingslicht gloeide.
Terwijl de motoren over schakelden op volle kracht achteruit en er een sloep werd gestreken zat Lockhart op de rand van zijn bed en luisterde naar de instructies van zijn grootvader. Hij ging trouwen met Jessica Sandicott, hij ging in Sandicott Crescent, East Pursley, wonen en bij Sandicott & Partner werken.
‘Dat is fantastisch,’ zei hij toen meneer Flawse was uitgesproken. ‘Ik zou me niets beters kunnen wensen.’
‘Ik wel,’ zei meneer Flawse terwijl hij zich in zijn nachthemd wurmde. ‘Ik moet met die teef trouwen om jou te kunnen lozen.’
‘De teef?’ zei Lockhart. ‘Ik dacht...’
‘Haar moeder, stomkop,’ zei meneer Flawse, en hij knielde neer op de vloer. ‘Heer, Gij weet dat ik reeds negentig jaar verteerd word door de vleselijke begeerte naar vrouwen,’ riep hij uit. ‘Zegen mijn laatste levensdagen met de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat en voer mij in Uwe genade langs wegen van goedheid en zegen naar de vader van mijn onechte kleinzoon, zodat het mij vergund moge zijn de smeerlap alsnog op een haar na dood te slaan. Amen.’
Op die opgewekte toon stapte hij in bed en Lockhart mocht zich uitkleden in het donker terwijl hij zich afvroeg wat vleselijke begeerte naar vrouwen was.
De volgende ochtend werd de kapitein van de Ludlow Castle, die de halve nacht naar de Man Overboord had gezocht en de rest van de nacht de bemanning alle hutten had laten controleren om er zeker van te zijn dat er inderdaad niemand in het water was gevallen, geconfronteerd met de aanblik van de oude heer Flawse in rokkostuum en grijze hoge hoed.
‘Trouwen? Moet ik u trouwen?’ zei de kapitein toen meneer Flawse zijn wensen kenbaar had gemaakt.
‘Ik wil dat u het huwelijk voltrekt,’ zei meneer Flawse. ‘U moet mij niet trouwen en ik wil zeer zeker niet met u trouwen. Om u de waarheid te zeggen wil ik eigenlijk ook niet met dat stomme mens trouwen, maar wie de duivel aan boord heeft, moet met hem varen.’
De kapitein keek hem onzeker aan. Het taalgebruik van meneer Flawse wees net als zijn kostuum, om nog maar te zwijgen over zijn gevorderde leeftijd, op een seniliteit die eerder om de diensten van de scheepsarts dan die van hemzelf vroeg.
‘Bent u er zeker van dat u wel weet wat u wilt?’ vroeg hij, toen meneer Flawse duidelijk had gemaakt dat het niet alleen om een huwelijk tussen mevrouw Sandicott en hem, maar ook tussen zijn kleinzoon en de dochter van mevrouw Sandicott ging. Meneer Flawse was gebelgd. ‘Ik weet heel wat beter wat ik wil dan u schijnt te weten wat uw plicht is. Als kapitein van dit schip heeft u het recht huwelijken te sluiten en begrafenissen uit te voeren. Dat klopt toch?’
Dat gaf de kapitein toe, met het onuitgesproken voorbehoud dat in het geval van meneer Flawse zijn huwelijk en begrafenis op zee waarschijnlijk onbehaaglijk dicht op elkaar zouden volgen.
‘Maar kunt u niet beter wachten tot we in Kaapstad zijn?’ vroeg hij. ‘Naar mijn ervaring zijn scheepsromances vaak erg kortstondige affaires.’
‘Naar uw ervaring misschien wel,’ zei meneer Flawse. ‘Naar de mijne niet. Tegen de tijd datje de negentig eenmaal hebt bereikt is elke romance uit de aard der zaak een kortstondige affaire.’
‘Dat snap ik,’ zei de kapitein. ‘Wat vindt mevrouw Sandicott ervan?’
‘Ze wil dat ik een rechtschapen vrouw van haar maak. Een onmogelijke opgave, als je het mij vraagt, maar het zij zo,’ zei meneer Flawse. ‘Dat wil ze en dat krijgt ze ook.’
Verdere tegenwerpingen zorgden er alleen maar voor dat meneer Flawse woedend werd en de kapitein hem zijn zin gaf. ‘Als die oude gek wil trouwen kan ik hem niet tegenhouden, ’ zei hij later tegen de purser. ‘Wie weet doet hij me wel een proces aan op grond van ’t zeerecht als ik weiger.’