De donkere ogen glinsterden verontwaardigd. ‘Meneer Elston is slechts een kennis, milord, niets meer,’ zei Adriana op ijzige toon. ‘Wat betreft de huwelijkskandidaat die mijn vader voor me heeft gekozen, moet ik afwachten tot het ware karakter van een dergelijke verbintenis kan worden vastgesteld. Dat ben ik verschuldigd aan mijn ouders en de oude heer die voor mij evenveel genegenheid toonde als voor zijn eigen dochter. Maar ik voorzie weinig heil in die relatie.’
Colton trok zijn wenkbrauwen op.’Ik neem dus aan dat u geen belangstelling hebt voor die… eh… relatie.’
‘Een vriendschap tussen twee mensen kan zich alleen maar ontwikkelen als ze enige tijd met elkaar doorbrengen, milord. Tot dusver is dat niet gebeurd. Zelfs al zouden de lord en ik elkaar beter leren kennen, verwacht ik niet dat de overeenkomst het resultaat zal opleveren dat onze ouders zich gewenst hadden. We zijn op z’n minst gezegd vreemden voor elkaar, en dat zie ik in de naaste of verre toekomst niet veranderen.’
Colton glimlachte laconiek. Ze zou het verdienen als hij zich doof hield voor de smeekbeden van zijn moeder. ‘Misschien zult u met wat geduld, mylady, een manier vinden om aan hun wens tegemoet te komen. Evenals hij.’
Adriana vroeg zich af wat hij bedoelde en keek hem onderzoekend aan. Maar de warme blik in zijn ogen was verdwenen. Met een kort glimlachje en een gemompeld excuus nam hij afscheid van hen en hinkte naar zijn rijtuig. Met een diepe zucht keek Felicity hem ontmoedigd na. Een ogenblik later nam ze afscheid van de beide vrouwen en vertrok in de tegenovergestelde richting.
Melora kneep even in de arm van haar zus en verstoorde de peinzende blik waarmee haar zus Colton Wyndham nakeek.
‘Houd je handen thuis, Melora!’ snauwde Adriana, zich verontwaardigd naar haar omdraaiend. ‘Je deed me pijn!’
‘Gezien de steen die jij hebt op de plaats van een hart, was ik benieuwd of je het zelfs maar zou merken,’ antwoordde Melora. ‘Hoe kon je Colton zo’n antwoord geven? Je had hem net zo goed een klap in zijn gezicht kunnen geven.’
Adriana wierp haar hoofd in haar nek. ‘Als mijn hart van steen is, moet dat van jou van het hardste graniet zijn.’
Melora trok uitdagend haar wenkbrauwen op. ‘Met andere woorden, gelijke monniken, gelijke kappen?’
Adriana wendde zich af en een diepe zucht ontsnapte haar. Zou ze ooit een normaal leven kunnen leiden met een echtgenoot die van haar hield en haar boven alle andere vrouwen verkoos? Of zou ze er voortdurend aan herinnerd worden dat ze nooit de eigen keus was geweest van haar echtgenoot en dat hij, als hij al zou toegeven, dat alleen maar deed om zijn moeder niet te kwetsen?
Zwierig nam Colton zijn hoge hoed af toen hij de salon betrad van Samuel Gladstones huis van drie verdiepingen. Het was al een paar dagen geleden dat hij Felicity Fairchild op straat had ontmoet, maar hij was zijn belofte om haar grootvader te bezoeken niet vergeten. Dat was de reden waarom hij hier vandaag was, om na zijn lange afwezigheid de kennismaking met de oude man te hernieuwen.
Met behulp van zijn wandelstok hinkte Colton achter Samantha aan toen Jane Fairchild hen voorging naar de slaapkamer van haar vader. Bij de deur van de oude man bleef zijn zus met Jane staan praten en wenkte hem dat hij naar binnen moest gaan.
Toen Colton de drempel over was, zag hij in bijna elk hoekje en gaatje van de grote kamer stapels boeken liggen. Een hoge houten kast met glazen deur stond tegen de muur en was gevuld met zware boekdelen. Op een schragentafel aan het voeteneind van het bed lagen even volumineuze boeken, afgewisseld met een aantal andere die kleiner en breder waren.
In een schoon nachthemd en met een slaapmuts op, zat Samuel Gladstone rechtop in bed, met een geïmproviseerde lessenaar op zijn knieën. Verscheidene donzen kussens waren achter zijn rug gestopt.
Colton bleef staan om de oude man niet te storen, die verdiept leek in de inhoud van een grootboek. De man had zijn binnenkomst nog niet gemerkt. Colton keek achterom naar Jane, die hem glimlachend aanmoedigde. Hij liep naar het bed toe. ‘Goedemiddag, meneer Gladstone.’
Samuel sloeg zijn ogen op en zette zijn metalen brilletje recht terwijl hij nieuwsgierig naar de bezoeker keek. Het was geen uitzondering dat zo’n goedgeklede gentleman hem kwam opzoeken. Lord Harcourt bezocht hem zelfs heel vaak, maar deze man leek heel veel op iemand die hij eens een groot aantal jaren voor diens recente overlijden had gekend en gerespecteerd. Maar hoewel hij net zo knap en lang was, liep deze bezoeker naar zijn bed met behulp van een fraaie wandelstok, en hij was misschien dertig jaar jonger.
Een glimlach gleed over zijn verouderde gelaat. ‘Ik herken uw gezicht.’
Colton grinnikte en tuurde enigszins weifelend naar de oude man. Het was meer dan zestien jaar geleden dat hij Samuel Gladstone voor het laatst had gezien, en in die tijd waren ze beiden een stuk ouder geworden. ‘Weet u het zeker?’