‘Melora, moet je nu écht altijd een schandaal ontdekken in elke omstandigheid die niet voldoet aan jouw verheven standaard?’ zei Adriana sarcastisch terwijl ze naar de deur van de zitkamer liep. ‘Hoewel ik niet denk dat Colton er ook maar enigszins in geïnteresseerd is mij te verkrachten, is Bentley bij de hand als ik zou schreeuwen.’
‘Maar Bentley zit op de bok van de landauer,’ protesteerde haar zus.
‘Zo hoort het ook. Per slot van rekening ís hij hun koetsier, Melora.’
‘Ja, en jij zit alleen in het rijtuig met Colton.’
‘Nou, het is daglicht buiten, en het zou wel heel dom van hem zijn om zich aan me op te dringen als zijn familiewapen op de deur van zijn rijtuig staat. Bovendien gaan we met de drie kinderen naar de begrafenis van hun moeder. Ik denk dat we er wel op kunnen vertrouwen dat hij zich lang genoeg als een gentleman zal gedragen om me naar de Abernathy’s te brengen, de kinderen op te halen en ons naar de kerk en het kerkhof te begeleiden. Bovendien kan ik me niet voorstellen dat hij iets doms zou doen. Als hij me aanrandt, zal papa hem wis en zeker bijbrengen hoe hij de dominee moet antwoorden als de huwelijksgeloften worden uitgewisseld.’ Ze begon zich op te winden dat Melora de zoon van Sedgwick Wyndham tot zo’n daad in staat achtte. ‘Werkelijk, Melora, jij denkt van iedereen, sir Harold uitgezonderd, het slechtste, en Colton is net zo’n gentleman als je verloofde, misschien nog wel meer. Uiteindelijk is Philana Coltons moeder, en we weten allemaal wat een fijnzinnige dame zij is.’
‘Dat wil niet zeggen dat Colton geen andere manieren heeft geleerd tijdens zijn afwezigheid. Ik heb schokkende verhalen gehoord over de vrouwen die met het leger meetrekken en zorgen voor de… eh… behoeften van de soldaten. Je kunt me niet wijsmaken dat Colton op zijn leeftijd en in zo’n lange afwezigheid, niet met sommigen van hen naar bed is geweest.’
‘Je mag de reputatie van een man niet besmeuren omdat je dingen hebt horen zeggen, Melora. Als hij een heilige was, zou je hem waarschijnlijk saai en fantasieloos noemen.’
Adriana bleef in de vestibule staan, liet Charles haar cape om haar schouders draperen en wapperde toen achteloos met haar vingers ten afscheid naar haar zus. ‘Tot straks… tenzij ik belaagd word.’
Met een ondeugende voldoening fladderde ze bijna de deur uit, tot haar genoegen juist op tijd om Colton op zijn weg naar de voordeur te onderscheppen.
‘Niet nodig, milord, ik ben klaar om te gaan als u dat ook bent. Melora is trouwens de enige die thuis is, en ik wil eigenlijk haar nieuwsgierigheid nu nog niet bevredigen. Zusterlijke liefde en zo, u weet wel.’
‘Zoiets als jij en Samantha?’ vroeg hij nieuwsgierig terwijl hij haar hielp instappen. Naar wat hij zich kon herinneren van de drie gezusters Sutton leken Adriana en zijn zus veel beter bij elkaar te passen.
Adriana ontweek zijn vraag. ‘Misschien niet helemaal hetzelfde. Samantha en ik kunnen meestal fantastisch met elkaar opschieten.’
Ze zei verder niets meer en liet Colton in het ongewisse. Maar als hij conclusies kon trekken uit zijn vroegere bezoeken aan Wakefield, dan meende hij dat de oudste zussen altijd een nogal verwaande houding hadden aangenomen tegenover Adriana, alsof ze niet wensten te worden lastiggevallen door iemand die zo jong, mager en slungelig was.
In een paar ogenblikken vond Colton Adriana bijna engelachtig in haar tedere, moederlijke zorg voor de drie Jennings-kinderen, die ze goed inpakte tegen de koude wind, waarna ze de jongste twee langzaam en voorzichtig aan de hand naar zijn rijtuig bracht. Hij kwam met de oudste jongen achter hen aan en sloeg haar gade toen ze de kinderen vertelde over de diverse dieren van de Abernathy’s, en de naam noemde van de diersoorten. Tot zijn eigen verbazing kwamen er vreemd suggestieve gedachten bij hem op, hoe het zou zijn als hij haar echtgenoot was en de vader van haar kinderen. Het was beslist geen onaangenaam gevoel. Het was zelfs prettig om te weten dat ze hem zodanig beviel dat hij haar zich kón voorstellen als zijn vrouw en moeder van zijn afstammelingen.
De Abernathy’s hadden de andere weeskinderen bijeengebracht in hun grote, zelfgemaakte vervoermiddel en reden voorop naar de kleine kerk, op het kerkhof waarvan de begrafenisplechtigheid zou worden gehouden. Ze lieten het aan Colton en Adriana over om de kinderen van de overleden vrouw erheen te brengen. Volgens mevrouw Abernathy kwamen de kinderen niet uitgepraat over hun rit in het mooie rijtuig. De verandering in de kinderen was opmerkelijk. Ze waren nu schoon en verzorgd, droegen nieuwe kleren, die Colton had betaald, en leken tevreden en beslist minder angstig. De twee kleinsten zaten ieder aan een kant van Adriana en overlaadden haar met vragen. De oudste had een plaats gezocht naast Colton en was al even weetgierig. Hij leunde op de armsteun en keek hem onderzoekend aan.