Christina knikte stoïcijns, bang om commentaar te leveren waaruit haar bezorgdheid zou blijken. Ze had zichzelf er niet toe kunnen brengen met Adriana over Coltons verminking te praten. Dapper keek ze glimlachend naar haar man. ‘Wil je thee, Gyles?’
‘Alleen als ik naast jou en onze dochters kan zitten om te genieten van jullie gezelschap,’ antwoordde Gyles.
Melora gaf hem een stevige arm en leidde hem naar de sofa, waar hij plaatsnam naast haar moeder. Melora nam de enige beschikbare plaats naast hem in beslag en keek toen met een zelfingenomen lachje naar haar zus, die zich afwendde van het raam en naar hen toe kwam. Hooghartig wees Melora naar een stoel tegenover hen. ‘Je zult daar moeten zitten, Addy. Ik weet dat je het vreselijk vindt om papa’s aandacht te moeten delen, maar het is niet meer dan eerlijk dat je dat doet, want binnenkort zal ik getrouwd zijn en dit huis verlaten.’
Met een woedende blik op haar zus ging Adriana in de aangeboden stoel zitten. Ze ergerde zich aan Melora’s neiging om haar naam af te korten. ‘Noem me niet zo, Melora. Je weet dat ik die naam haat.’
Melora haalde nonchalant haar schouders op. ‘Nou ja, hij past bij je.’
Adriana kneep dreigend haar ogen samen. ‘Dat is niet waar!’
‘Welwaar!’
‘Meisjes! Meisjes! Gedraag je,’ zei Christina berispend. ‘Jullie lijken wel een stel oude feeksen.’
Melora trok een pruilend gezicht. ‘Alleen omdat ik Melora nu en dan bij een koosnaampje noem, maakt ze zich overstuur en wordt ze kwaad. Ze is ook zó gauw op haar teentjes getrapt.’
Gyles keek even terzijde naar zijn blonde dochter en ving het superieure, meesmuilende lachje op waarmee ze naar Adriana keek. Hij zag ook hoe snel haar uitdrukking veranderde in een lieve, onschuldige blik toen hij zijn keel schraapte om haar aandacht te trekken.
‘Is er iets, papa?’ vroeg Melora met een allerliefste glimlach.
Gyles hield schijnbaar aandachtig zijn blik gericht op het fraaie lijstwerk. ‘Lady’s horen geen hooghartig gezicht te trekken. Je weet nooit wanneer een verlamming toe kan slaan.’
‘Hooghartig gezicht?’ herhaalde Melora met een engelachtige onschuld. ‘Wie…?’ Met opengesperde ogen vroeg ze: ‘Adriana, wat heb je gedaan?’
‘Melora.’ Gyles boog zijn hoofd en keek zijn dochter recht in haar blauwe ogen. Hij zag dat er een diepe blos op haar wangen verscheen. ‘Je weet heel goed, kind, dat je er een hekel aan hebt als de mensen jou Melly noemen. Ik vind Melly noch Addy zo mooi of passend als de namen die je moeder en ik voor jullie hebben gekozen. Je zou er misschien baat bij hebben als je je iets hoffelijker gedraagt en je zus niet zo tegen je in het harnas jaagt, vooral waar je weet dat ze die naam verafschuwt.’
‘Wilt u zeggen… dat ik niet hoffelijk genoeg ben, papa?’ vroeg Melora aarzelend.
‘Ik weet zeker dat sir Harold vindt van wél. Anders zou hij je niet ten huwelijk hebben gevraagd. Maar er zijn momenten waarop je erg prikkelbaar kunt zijn ten opzichte van je jongste zus. Hebben we je zozeer verwend voordat Adriana werd geboren dat je het niet kon verdragen een gekoesterd plaatsje in de familie op te geven? Moet ik soms denken dat je rancuneus bent omdat zíj nu de jongste is?’
‘O, papa, hoe kunt u zoiets zelfs maar veronderstellen!’
‘Ik doe dat weleens als je erg hatelijk tegen haar doet, maar vergeef me alsjeblieft als ik me vergis. In elk geval zul je je zus voortaan alleen bij de naam noemen die je moeder en ik haar hebben gegeven.’
Geërgerd omdat ze een reprimande had gekregen in bijzijn van iemand die in haar ogen altijd met haar zou wedijveren om de liefde van haar ouders, keek Melora met een irritant zelfingenomen lachje naar Adriana. Ze kon het niet laten zich te bedienen van een uitdrukking die hun beide ouders geregeld tegen elk van hen gebruikten. ‘Kindlief, wat maak je toch een ophef over zo’n kleinigheid!’
‘Melora,’ zei Christina, zó zacht dat ze onmiddellijk de aandacht trok. Ze schudde bijna onmerkbaar haar hoofd.
Het was een zwijgende communicatie tussen moeder en dochter, maar Melora leek ineen te schrompelen door zelfverwijt. Ze knipperde een traan weg, stond op, liep naar Adriana’s stoel en sloeg haar armen om de schouders van haar jongste zus. ‘Het spijt me,’ mompelde ze. ‘Ik was onaangenaam. Wil je me vergeven?’
‘Natuurlijk.’ Glimlachend drukte Adriana Melora’s hand. ‘Je weet dat ik dat ook vaak ben, en dan een standje verdien.’
Ze lachten allebei, en de spanning was verdwenen toen hun ouders bij hen kwamen.
7
‘Samantha zit niet bij hem in het rijtuig,’ zei Melora verbaasd toen ze uit het raam naar de oprijlaan keek en alleen de kolonel in het aangekomen rijtuig zag. ‘Wat ga je doen? Je kunt niet zonder chaperonne zonder Colton uit.’