Home>>read Een zee van verlangen free online

Een zee van verlangen(51)

By:Kathleen Woodiwiss

‘Arme stakkerds, hebben jullie nog nooit buiten gespeeld of de bomen gezien, of de zon?’

‘Alleen uit het raam.’

Adriana was verbijsterd dat een moeder haar kinderen zoiets kon aandoen. ‘Het is heerlijk om buiten te zijn als de zon schijnt en er vlinders rondvliegen, om de dieren te zien en frisse lucht in te ademen. Het is helemaal niet slecht om buiten te zijn, al zijn er soms slechte mensen voor wie kinderen op hun hoede moeten zijn. Maar de Abernathy’s zijn heel aardige, vriendelijke mensen, die je kunt vertrouwen. Ze leren de kinderen alles over dieren en ze leren ze ook lezen, schrijven en rekenen. Kunnen jullie dat een beetje?’

Weer het negatieve hoofdschudden van de jongen.

‘Nou, meneer Abernathy is een heel goede onderwijzer, en hij houdt net zoveel van kinderen als zijn vrouw. Bovendien is hij heel knap in het maken van houten dieren. Zouden jullie graag een houten diertje voor jezelf hebben?’

Ze glimlachte toen ze een bevestigend antwoord kreeg. ‘Dan kan ik jullie bijna zo goed als zeker beloven dat jullie er allemaal een zullen hebben voordat de avond valt. Maar om bij het huis van de Abernathy’s te kunnen komen, moeten we een ritje maken in die mooie, glimmende rijtuigen die voor de deur staan. Willen jullie dat?’

De drie weeskinderen keken elkaar behoedzaam aan.

‘Kweenie,’ mompelde de oudste jongen. ‘Heb er nog nooit in gezeten.’

Adriana lachte en knuffelde het kleinste meisje. ‘Dan krijgen jullie je eerste rit in een rijtuig dat een prins waardig is. Mijn vrienden en ik zullen jullie naar de Abernathy’s brengen en jullie aan alle weeskinderen voorstellen die de Abernathy’s onder hun hoede hebben genomen. Je kunt ze ondervragen over hun thuis, om te horen of ze het naar hun zin hebben daar. Als dat niet zo is, hoeven jullie niet te blijven. Dan vinden we ander een vriendelijk gezin dat voor jullie zal zorgen, maar ik wed dat de kinderen die er nu wonen net zo verrukt zijn over hun verblijf daar als jullie na een tijdje zullen zijn. Ik geloof trouwens niet dat ik iets beters kan bedenken voor kinderen.’

‘Mama is dood, hè?’ flapte de jongen eruit.

Adriana knikte langzaam. ‘Helaas wel, ja. Daarom zijn wij gekomen… om jullie te helpen. Maar eerst moet ik jullie namen kennen.’ Ze keek naar het vuile gezichtje van het kind in haar armen, keek naar de oudste en zei in het wilde weg een naam. ‘Iets zegt me dat je naam Thomas is…’

‘Joshua… Joshua Jennings.’ Hij wees met zijn duim naar het schooiertje naast hem. ‘Mijn broertje heet Jeremiah, en mijn zusje Sarah.’

‘Dat klinkt of jullie vernoemd zijn naar figuren uit de bijbel. Dat is een grote eer. Heeft je moeder jullie die namen gegeven?’

‘Nee, m’n pa. Toen pa nog leefde, las hij ons altijd voor uit de bijbel. Hij was zelfs begonnen me te leren lezen, maar toen ging hij vechten in de oorlog en werd hij doodgeschoten.’

‘Dat vind ik heel erg, kinderen.’ Adriana keek hen vol medelijden aan en vroeg: ‘Hebben jullie weleens het verhaal gehoord van Joshua en de slag bij Jericho, hoe de mannen opdracht kregen zes dagen lang rond de stad te lopen en op de zevende dag zeven keer eromheen te lopen en dan op de ramshoorn te blazen…? Tot ieders verbazing stortten de muren in.’

Een langzaam, negatief hoofdschudden gaf een zwijgend antwoord. ‘Herinner me niet. Heb geen verhalen meer gehoord sinds pa de oorlog in ging,’ mompelde de jongen. ‘Toen wilde mama nooit meer een verhaal vertellen. Ze ruilde de bijbel voor een fles gin en wat eten. Als ze werkte, kwam ze thuis met dezelfde spullen. Dan bleef ze een paar dagen in bed, dronk gin, en ging dan weer naar buiten om werk te zoeken en meer drank te kopen.’

‘Ik weet toevallig dat mevrouw Abernathy veel van de bijbel houdt, en ze zal jullie graag eruit voorlezen. Er staan een paar heel spannende verhalen in over mannen en vrouwen die dezelfde namen hebben als jullie.’ Met een knikje naar de markies ging ze verder. ‘Deze aardige heer is lord Randwulf. Hij zal alles regelen, zodat jullie bij de Abernathy’s kunnen blijven tot jullie oud genoeg zijn om een gerespecteerd beroep te leren. Als jullie je door hem en lady Burke in een van die mooie glimmende rijtuigen laten helpen, kom ik vlak achter jullie aan met jullie zusje.’

Colton was stomverbaasd over de charmante manier waarop ze het vertrouwen van de drie kinderen wist te winnen. Toen hij binnenkwam, waren ze angstig gillend in een hoek gevlucht, waar ze in doodsangst op elkaar gekropen bleven zitten. Tekens wanneer hij naar hen toe wilde gaan, begonnen ze te gillen, alsof ze verwachtten dat ze een pak ransel zouden krijgen of naar een duivels oord zouden worden gebracht, zoals hun moeder gezegd had. Maar bij Adriana’s binnenkomst was alles anders. Het was duidelijk dat ze een natuurlijke aanleg had om met kinderen te praten, ze gerust te stellen en hun vertrouwen te winnen. Hij twijfelde er niet aan dat ze op een dag een fantastische moeder zou zijn… wellicht van zíjn afstammelingen.