Home>>read Een zee van verlangen free online

Een zee van verlangen(46)

By:Kathleen Woodiwiss


Nu doemden er drie eindeloze maanden van onzekerheid voor haar op, waarin ze gedwongen zou zijn af te wachten tot hij besloten had al dan niet het decreet van zijn vader te willen accepteren. Plicht en eer bonden haar aan een belofte die haar eigen vader jaren geleden had gedaan.

Weer had Adriana te kampen met de grote, pijnlijke vraag: hoe kon ze Colton Wyndhams hofmakerij vermijden zonder haar vader verdriet te doen? Het hof te worden gemaakt en dan te worden verstoten door de markies zou wel eens haar ondergang kunnen betekenen. Waarom moest hij toch zo nodig terugkomen? Hadden hun vaders zich ten tijde van hun overeenkomst niet gerealiseerd dat er een mogelijkheid bestond dat haar hart nu nog even ontvankelijk als vroeger kon zijn voor Colton? Ze dacht niet dat ze het zou kunnen verdragen nog een keer zo gekwetst te worden als na zijn vroegere afwijzing.

Adriana zag geen uitweg uit de hachelijke situatie. Al wilde ze Colton nog zo graag uit haar gedachten zetten, het bleek onmogelijk. Toen ze even later struikelend de trap af ging en de eetkamer binnenkwam, zaten haar ouders al aan tafel.

‘Waar ben je geweest, kindlief?’ vroeg lady Christina opgewekt. ‘We hebben het ontbijt zó lang uitgesteld dat de kokkin er chagrijnig van werd.’

Toen er geen antwoord kwam, keek de oudere vrouw onderzoekend naar haar dochter en moest een geschokte kreet onderdrukken. Zelfs vroeg in de ochtend was Adriana altijd vrolijk en energiek, keurig gekleed voor het ontbijt. Nu was ze nog in haar peignoir, haar lange, zwarte haar viel slordig en verward op haar schouders, en ze had donkere schaduwen onder haar ogen.

Nieuwsgierig naar de oorzaak van die vreemde reactie van zijn vrouw draaide Gyles Sutton zich prompt om in zijn stoel en zag dat zijn dochter in nachtgewaad wankelend naar de tafel liep. ‘Goeie hemel, kind!’ riep hij uit. ‘Ben je ziek geworden?’

De schokkerige, aarzelende beweging van haar hoofd was iets tussen een bevestigend knikje en een ontkennend schudden, toen Adriana naast haar gebruikelijke plaats aan tafel bleef staan. Ze streek met bevende hand over haar gezicht en zei met schorre stem: ‘Ik ben niet ziek.’

‘Als je niet ziek bent, meisje, wat voor de duivel is er dan met je aan de hand?’

Adriana deed haar mond open om antwoord te geven, maar kon niet meer dan weer een schor gemompel uitbrengen, dus schudde ze slechts snel en ontkennend het hoofd. Diep ellendig liet ze zich zo moeizaam als een oude vrouw in haar stoel zakken.

‘Nou, ik zie heel goed dat er íets is!’ hield Gyles vol. Zijn stem klonk bezorgd toen hij vroeg: ‘Kom, kindje, vertel me wat je dwarszit.’

‘Lieverd…’ zei Christina overredend met een aarzelende glimlach, wat Gyles’ nieuwsgierigheid wekte. ‘Je kwam gisteravond pas laat terug uit Londen, en ik wilde je toen niet vertellen…’

‘Me wát vertellen?’ Zijn blik was achterdochtig, en hij nam haar onderzoekend op. Meer dan dertig jaar huwelijk en drie dochters hadden hem een paar dingen geleerd over vrouwen… vooral over zijn eigen vrouw. Ze was nooit beminnelijker dan wanneer ze slecht nieuws te vertellen had. Hij herkende de smekende blik in haar ogen en maakte zich steeds ongeruster. ‘Wat voor de donder is er aan de hand?’

‘Liefste, kalmeer wat… alsjeblieft,’ drong Christina aan, starend naar haar gevouwen handen op het servet.

‘Dat zal ik doen, als je zo vríendelijk wilt zijn me te zeggen wat je te zeggen hebt,’ zei hij kortaf, waarmee hij blijk gaf van zijn toenemende bezorgdheid. ‘Wat is er? Ik smeek je het me te vertellen voor ik een beroerte krijg!’

Christina keek even naar de butler die dichterbij was gekomen en rond de tafel liep om de borden neer te zetten. Charles was ongelooflijk trouw, maar ze was afkerig van discussies over familiekwesties in bijzijn van personeel.

‘Madam, ik wacht,’ bracht Gyles haar in herinnering.

Christina glimlachte behoedzaam. Ze zag geen uitweg uit de benarde situatie. ‘Alleen dat Coltron Wyndham eindelijk naar huis is teruggekeerd.’

Gyles’ gezicht kreeg een donkerrode kleur. ‘Alle donders, wát zeg je?’

Hij bulderde luid genoeg om Adriana en zijn vrouw te doen opschrikken. Charles daarentegen leek volkomen ongevoelig voor het humeur van zijn werkgever. Met een waardig gebaar pakte hij de waterkaraf van een zijtafel.

Adriana sloeg haar handen voor haar oren toen de bulderende stem van haar vader door haar pijnlijke hoofd dreunde. Ze tilde haar slanke, blote voeten op van de grond, plaatste ze op de rand van haar stoel en rolde zich moeizaam op in een bal. Ze moest vechten tegen een toenemende aandrang om te huilen.

Lady Christina’s vingers beefden toen Charles een glas water in haar hand drukte. Toen strekte ze haar rug en zei op berispende toon tegen haar man: ‘Niet zo schreeuwen, liefste. De bedienden zullen nog denken dat je kwaad op ons bent.’