Home>>read Een zee van verlangen free online

Een zee van verlangen(40)

By:Kathleen Woodiwiss


Stuart liep met twee glazen wijn naar Adriana toe en bood haar met een glimlach een nieuw glas aan, ter vervanging van de lege roemer die ze zojuist had weggezet. ‘U ziet er vanavond schitterend uit, mylady, maar te oordelen naar de manier waarop u om u heen keek, dacht ik dat u behoefte zou hebben aan een tweede glas wijn.’

‘Ja,’ gaf ze toe, ‘het is een veelbewogen dag geweest.’

‘Een dag waarop we nog jaren kunnen teren,’ zei de markies, die hinkend naar hen toe kwam. Het was Colton niet ontgaan dat Stuart Adriana tijdens hun samenkomst in de zitkamer met meer dan gewone belangstelling had opgenomen. Nadrukkelijk wijdde hij zelf zijn aandacht aan de mooie brunette. ‘Ik heb van moeder begrepen dat we vrijwel aan elkaar beloofd zijn, Adriana.’

Stuarts mond viel open van verbazing en hij ging struikelend een stap achteruit. ‘Vergeef me, milord, dat wist ik niet.’

‘Feitelijk wist ik het zelf ook niet, tot vanmiddag,’ bekende Colton. Hij wist niet zeker waarom hij de deur voor Stuarts neus dichtgooide op het moment dat hij had gezien dat de ander geneigd was Adriana het hof te maken. Als het idee van een verloving hem zó tegenstond, hoe verklaarde hij dan zijn ergernis dat een andere man zijn interesse in haar toonde? Wanneer had hij zich ooit maar in het minst bezitterig getoond ten opzichte van een vrouw? Dat gevoel was hem altijd vreemd geweest… tenminste, tot op dit moment.

‘U hoeft niet bang te zijn dat u lord Colton hebt beledigd,’ zei Adriana vriendelijk tegen de burggraaf, met een nadrukkelijke glimlach naar Colton. Haar ogen gaven blijk van een onmiskenbare koelte. ‘Ziet u, lord Colton heeft een keus voordat een eventuele verloving wordt afgekondigd. Drie maanden waarin hij me het hof zal maken, zullen uitsluitsel geven. Maar gezien vroegere ervaringen lijkt het onwaarschijnlijk dat hij geïnteresseerd is in een officiële verloving. Dat was namelijk de reden voor zijn vertrek uit huis.’

‘Zelfs dan, mylady,’ zei Stuart zacht, ‘ben ik het aan mijn eer verplicht hem tijd te geven voor ik zelf met een huwelijksaanzoek kan komen. Het enige wat ik kan zeggen, is dat ik hem benijd voor de unieke kans die hem is geboden.’

Met een glimlach naar de majoor accepteerde Adriana het compliment. ‘Dank je, Stuart, ik zal me je vriendelijke woorden herinneren.’

Toen de burggraaf zich terugtrok, keek Adriana met koele minachting naar Colton. ‘Kunt u me misschien uitleggen waarom u het nodig vond Stuart te vertellen over het contract, terwijl u er zelf niets voor voelt om mij het hof te maken? Vindt u het prettig huwelijkskandidaten het bos in te sturen vanwege een of andere dubieuze claim? Heb ik iets gedaan om uw wrevel te wekken?’

‘Ik ben me van niets bewust, lieve,’ antwoordde Colton minzaam, en met een zelfverzekerde grijns. ‘Maar ik zag geen reden om Stuart hoop te geven als we pas na drie maanden besluiten of er enige hoop voor óns is als de voorspelling van mijn vader enige waarheid blijkt te bevatten, óf als ik de hele kwestie als belachelijk zou afdoen. Tot dat moment, Adriana, ben ik van plan mijn recht te beschermen om je op te eisen. Per slot van rekening geeft het contract me dat voorrecht, nietwaar?’

‘Wat kunt u in vredesnaam voor aantrekkelijks vinden in een hoop ouwe onderdelen?’

Diezelfde woorden lagen in Coltons geheugen geprent en berouwvol drukte hij zijn hand tegen zijn borst. ‘Vergeef me die belediging, Adriana. Het werd indertijd in woede gezegd en was gericht tegen mijn vader en niet tegen jou. Ik wist niet, toen ik die hatelijke opmerking maakte, dat jij bij de deur stond. Ik zou je nooit willens en wetens gekwetst hebben. In elk geval is het ver bezijden de waarheid. Als ik naar je kijk, wordt mijn overtuiging bevestigd dat er inderdaad een goddelijke Schepper is, want je bent veel te mooi om bij toeval op de wereld te zijn gekomen.’

Haar wangen begonnen te gloeien bij zijn complimenteuze woorden. Plotseling van haar stuk gebracht, nam ze weer een slok wijn en keek naar iedereen, behalve naar hem. ‘Misschien moeten we het verleden vergeten,’ stelde ze voor. ‘Het maakt me onrustig als ik denk dat u vanwege mij zo woedend was op uw vader. Al kunt u dat misschien moeilijk begrijpen, ik hield ook van hem.’

‘Adriana, heb je me vergeven?’

Ze hoopte dat een flauw glimlachje voldoende zou zijn als antwoord, maar in de langdurige stilte die volgde keken zijn ogen zo diep in de hare, dat ze in haar ziel leken door te dringen. Ze kon zijn blik niet langer verdragen en knikte kort. ‘Ja, natuurlijk, milord. Dat heb ik trouwens al enige tijd geleden gedaan. Ik kon onmogelijk een wrok tegen u voelen als ik me voortdurend bewust was van het gevaar waarin u verkeerde. U was de broer die ik nooit gehad heb, en ik zou net zoveel verdriet hebben gehad als uw familie als u gesneuveld was.’