Percy keek even naar zijn broer, zich afvragend hoe Stuart zou reageren op de duidelijke fascinatie van het blondje voor hun gastheer. Hij kende Felicity niet toen ze op weg gingen naar de Suttons om Adriana en Samantha (en, niet verbazingwekkend), Roger af te halen. Stuart had zijn ongenoegen te kennen gegeven toen hij hoorde over hun uitnodiging aan Gladstones kleindochter, en had bezwaren gemaakt tegen het feit dat hij de hele dag als begeleider zou moeten optreden van een volslagen onbekende. Maar toen hij Felicity had leren kennen, had hij zich vol enthousiasme van zijn taak gekweten. En toen ze even alleen waren, had hij zelfs verklaard dankbaar te zijn dat hij zo’n goddelijk wezen had ontmoet.
Maar op het moment leek Stuart zich er weinig van aan te trekken dat Felicity Colton overlaadde met kokette blikken en verleidelijke glimlachjes, want zijn eigen aandacht was gericht op de lady die hij gehoopt had tijdens hun uitstapje te kunnen vergezellen. Iedere man zou Adriana begeerlijk hebben gevonden, en zo te zien was zijn broer tot haar vele bewonderaars gaan behoren.
De zich snel ontwikkelende situatie deed Percy peinzend achter zijn oor krabben. Hij wist dat Adriana geschokt zou zijn als hij het haar vertelde, en misschien zelfs een beetje verontrust, want er was maar één man die volgens zijn vrouw in aanmerking kon komen voor haar beste vriendin… haar eigen broer, Colton Wyndham.
Ook dat heerschap was in gedachten verdiept. Colton had de ontberingen van de oorlog de laatste tijd veel te vaak meegemaakt. Als hij zijn achterdocht ten aanzien van Felicity’s ambities even van zich afzette, viel er veel te bewonderen: licht goudblond haar, helderblauwe ogen en een mond die op het eerste gezicht wat te vol en zacht was, maar bij nader inzien heel aantrekkelijk bleek. Krulletjes omlijstten haar jeugdige gezicht. De kokette glimlachjes waren uitdagend, verzekerden hem dat ze bereid was zijn attenties te accepteren. Maar in welke mate, dat kon hij nog niet beoordelen.
‘Mag ik u mijn deelneming betuigen met het overlijden van uw vader, milord,’ mompelde Felicity met een gepast meelevende uitdrukking op haar gezicht, trachtend zijn aandacht af te leiden van Adriana. Wat haar betrof, had hij zich al te veel met lady Adriana bemoeid. Dit was precies de gelegenheid die zich volgens de voorspelling van haar vader zou voordoen als ze haar waardigheid behield en haar onschuld niet prijsgaf aan een of andere laaggeboren deugniet. ‘Ik weet dat u diepbedroefd was over de tijding van uw vaders overlijden. Maar ter wille van uw familie en al uw vrienden, doet het me goed dat u de taken van het markizaat overneemt.’
‘Het is prettig om weer thuis te zijn. Ik ben te lang weg geweest,’ bekende Colton. Hij keek om zich heen naar het interieur dat al te lang niet meer dan een aangename herinnering uit zijn jeugd had geleken. Het huis was een lang gebouw van drie verdiepingen, met talloze ramen, vier symmetrische erkers en een plat dak. Het was gebouwd op een kleine helling, omgeven door keurig gesnoeide heggen en kleurige bloemperken. Hoewel hij zestien jaar afwezig was geweest, had hij zich erover verbaasd dat alles nog net zo was als hij het zich herinnerde.
Colton keek even opzij en zag dat Roger zich uit hun gezelschap had verwijderd. Opgeruimd staat netjes, dacht hij, maar toen vroeg hij zich af waar Roger kon zijn, want hij was nergens te bekennen. Het was te veel gevraagd om te hopen dat hij vertrokken was. Waar hij zich ook bevond, je kon erom wedden dat hij mokkend een plan zat uit te broeden om Adriana voor zichzelf op te eisen.
Colton liet zich vermurwen tot een glimlachende bekentenis. ‘Ik ben bang dat ik mijn eigen zus niet zou hebben gekend als zij mij niet als eerste herkend had. Toen ik vertrok, was ze nog maar een kind, en lady Adriana was zelfs nog een paar jaar jonger. Nu heb ik van moeder gehoord dat de oudste van Suttons dochters zelf al kinderen heeft, en dat de op een na oudste binnenkort gaat trouwen. Als je bedenkt hoelang ik afwezig ben geweest, is het een wonder dat lady Adriana nog ongehuwd en zelfs niet verloofd is.’
Ondanks het feit dat ze hem gespannen had aangekeken, besefte Colton dat ze hem blijkbaar niet had gehoord, want het leek nu pas tot Adriana door te dringen dat hij naar haar glimlachte. Ze bloosde, maar wendde snel haar blik af. Weer was hij verbijsterd over de verandering die tijdens zijn afwezigheid had plaatsgevonden. Hoe kon een spriet van een kind zijn uitgegroeid tot zo’n uitzonderlijke schoonheid?
Hij was zich scherp bewust van haar afstandelijkheid, en hij keek even met een glimlach naar de andere bezoekers. ‘Ik vrees dat lady Adriana me nooit vergeven heeft dat ik die onbezonnen, eigenzinnige kwajongen was die, tegen de wens van zijn vader in, zijn huis verliet om zijn eigen weg te zoeken in het leven.’
Hoewel zijn opmerking Felicity een geamuseerd gegiechel ontlokte, en een onderdrukt gegrinnik aan de beide andere mannen, was het niet Coltons opzet geweest grappig te zijn. Hij had alleen maar uitdrukking willen geven aan zijn spijt dat hij zoveel jaar geleden een onschuldig klein meisje verdriet had gedaan. Zijn wrede woorden en Adriana’s ontstelde gezicht hadden hem al die jaren achtervolgd, want ze leek diep gekwetst door zijn hardnekkige weigering hun toekomstige verbintenis te accepteren. Lang daarvoor had hij al ontdekt dat ze hem net zo ideologiseerde als zijn eigen zus. Ze had nooit een broer gehad, en misschien was dat de reden waarom ze hem op een voetstuk had geplaatst. Hij had intense spijt gehad van zijn kwetsende opmerkingen, had met moeite een verontschuldiging gestameld en was toen haastig weggegaan, niet in staat haar duidelijke droefheid te verdragen.