Home>>read Een zee van verlangen free online

Een zee van verlangen(2)

By:Kathleen Woodiwiss


‘Geen paard kan de prestaties van de schimmel evenaren… óf die van zijn berijdster, mylady, dat staat vast. Niettemin schijnt meneer Elston vastbesloten u in te halen. Misschien lukt het hem nog eens.’

Na jarenlange trouwe dienst was Harrison benoemd tot hoofd van het personeel, een welverdiende positie. In aanwezigheid van zo’n gerespecteerde steunpilaar van het huishoud-personeel voelde Roger Elston zich inderdaad niet helemaal op zijn gemak en aarzelde hij ongevraagd binnen te vallen. Hoe hij er ook naar hunkerde Adriana de zijne te kunnen noemen, hij kon niet ontkennen dat hij te veel pretenties had door op vriendschappelijke voet te willen omgaan met rijke aristocraten die waren opgegroeid met hoge titels en beroemde namen. Zijn onbeschaamdheid had reeds de ergernis gewekt van een waar legioen van adellijke jongemannen die naar haar hand dongen. Maanden geleden had hij echter besloten dat de prijs alle ruzies waard was. Als zijn eigen vader niet een grote wolspinnerij aan de rand van Bradford on Avon had geërfd en hem gevraagd had zich te verdiepen in het beheer ervan en in de wolhandel, zou hij nooit zijn weggegaan uit het Londense weeshuis. Hij had daar sinds zijn negende jaar gewoond en was er de laatste tien jaar van zijn achttienjarige verblijf werkzaam geweest als docent. Gezien zijn wel heel erg nederige afkomst, was het een wonder dat hij zelfs maar in hun gezelschap werd toegelaten. Zonder de grote liefde van de Wyndhams voor lady Adriana en hun tegenzin om haar in verlegenheid te brengen door de man te ondervragen die haar op de hielen volgde, zou een man van zijn geringe status bij de voordeur zijn weggestuurd.

Met een zwierig gebaar nam Roger zijn hoed af en probeerde de aandacht van de butler te trekken, al was het maar om de man eraan te herinneren dat hij wachtte op een uitnodiging om binnen te komen. Maar hij verstarde angstig toen hij het lage, gedempte gegrom hoorde van het tweetal ouder wordende wolfshonden, die vrij rondliepen in het paleisachtige huis en het park eromheen. Maanden geleden had hij geleerd dat als Leo en Aris in de buurt waren, hij niet altijd veilig was, niet in huis en niet in het park. De honden schenen niets liever te willen dan hun tanden in zijn vlees te zetten. Op de manieren van de familie viel niets aan te merken, maar hetzelfde kon niet gezegd worden van hun twee lievelingsdieren.

Gebeeldhouwde galerijen op twee verdiepingen en aan vier kanten scheidden de enorme centraal gelegen hal van de sierlijk gewelfde gangen eromheen. Twee daarvan begonnen bij de vestibule, die op zich al ruim genoeg was om een drom mensen te kunnen bevatten. Vanaf de ingang liepen de gangen zowel aan de noord- als aan de zuidkant van de grote hal langs de hele lengte van het huis. De grote hal was karakteristiek voor de hal in oude kastelen, waar schragentafels en stoelen als tronen herinneringen wekten aan de diners in de Middeleeuwen. De meest zuidelijk gelegen gang gaf toegang tot de salon, bij de deur waarvan Adriana en de butler stonden te praten. Vlak achter die indrukwekkende kamer gaven boogvormige ingangen de grenzen aan van de galerij. De bibliotheek met de fraai gebeeldhouwde deur lag er vlak naast. Aan het verste eind van het huis leidden twee kristallen deuren naar de enorme oranjerie, die voorzien was van glazen panelen.

Het gegrom had uit elk van die ruimten aan de zuidkant van het huis kunnen komen, maar de open stenen ingangen langs de galerij maakten die gemakkelijk toegankelijk voor de honden.

Voorzichtig rekte Roger zijn hals uit en probeerde in de galerij te kijken. Vanaf de plaats waar hij stond was het echter onmogelijk iets te zien. Maar zelfs al had hij er recht voor gestaan dan zouden de glas-in-loodramen het moeilijk hebben gemaakt de honden te ontwaren. Van de komst van de winter tot aan het begin van de zomer scheen de zon op de glas-in-loodramen en schiep vreemd vervormde, veelkleurige, oogverblindende figuren in de kamer. Het was nu bijna drie uur in de middag en een gloed van fel gekleurde strepen strekte zich uit tot aan de grote hal.

Roger ontdekte kwaadaardig glinsterende ogen te midden van het verwarrende licht. Onder die doordringende ogen werden al grommend scherpe, witte tanden ontbloot. De bedreiging was duidelijk… en immens beangstigend. Elk moment konden de honden besluiten zich op hem te werpen en hun ijzersterke kaken om zijn benen of armen te klemmen, of misschien zelfs om zijn keel. Ze wachtten slechts op een dreigend gebaar om ze tot de aanval te doen overgaan. Roger durfde zelfs geen wenkbrauw te bewegen.

Tot zijn verbazing bleven de honden stokstijf staan, gereed voor de strijd, maar Roger wist dat hij er niet op kon vertrouwen dat ze zelfs maar een seconde langer die roerloze pose zouden volhouden. Hun haren stonden overeind en bewezen hun niet-aflatende wantrouwen jegens hem of ieder ander die ze beschouwden als een buitenstaander… behalve dat ze in dit geval duidelijk een beschermende houding hadden aangenomen aan beide zijden van een lange, geüniformeerde officier, die in de gang aan het eind van de galerij stond. Het feit dat hij zwaar op een stok leunde, duidde erop dat hij een van de gewonde strijders was uit de oorlog met Frankrijk, misschien zelfs uit de recente slag bij Waterloo of de daaropvolgende schermutselingen die nog steeds in Frankrijk woedden. Op het eerste gezicht leek de officier tot staan gebracht door Adriana’s komst, want zijn nauwkeurig onderzoekende blik leek volledig op haar te zijn gericht.