‘Zo, dus op die manier weet je de mooie vrouwen een kus te ontfutselen,’ merkte Stuart op. Grijnzend wenkte hij Adriana. ‘Laat die sluwe vos maar gaan, meisje, en kom bij mij. Ik heb je wel niet zo goed gekend als hij voordat hij vertrok, maar die schade heb ik sinds die tijd beslist ingehaald. Verdien ik je genegenheid niet méér? Ben ik niet aantrekkelijker om te zien?’
Grinnikend legde Colton zijn hand luchtig op Adriana’s onderarm. ‘Blijf hier, m’n beste Adriana. Je hebt behoefte aan een goede bescherming, want de majoor is kennelijk een losbol, voor wie jonge maagden als jij op hun hoede dienen te zijn.’
Bij het spottende gejouw van de majoor legde Colton zijn eigen arm om haar schouders en voelde tot zijn verbazing een prikkeling door zich heen gaan toen hij de tere geur van rozen opsnoof die Adriana omhulde.
‘Je parfum doet me denken aan moeders rozentuin vroeger,’ mompelde hij. ‘Denk je dat er nog rozen in bloei staan in deze tijd van het jaar? Ik zou graag willen dat je ze me liet zien voordat de dag ten einde is.’
Adriana voelde de warmte naar haar wangen stijgen, en tot haar ergernis merkte haar kwelgeest het. Hij leek enigszins verbaasd. ‘Ik geloof heus dat je bloost, Adriana.’
Colton zou zich niet anders gedragen hebben als hij zich bewust was geweest van de aanwezigheid van de jongeman die haar in het huis gevolgd was. Het werd echter snel duidelijk dat Coltons vlotte, achteloze omgang met Adriana te veel was voor diens zelfbeheersing. Zijn ogen schoten vuur toen hij met lange, woedende passen door de hal liep.
De bruuske, opdringerige nadering van hakken met metaalbeslag eisten Coltons onmiddellijke aandacht op. Hij draaide zich met een ruk om en keek naar de man met uitdagend opgetrokken wenkbrauwen. Op hetzelfde moment begonnen de honden luid te blaffen en gingen vlak voor hun meester en het meisje naast hem zitten.
In je eigen huis te worden lastiggevallen door een vreemde zou voldoende zijn om ieders ergernis te wekken. Colton beschouwde het gedrag van de man echter als een kwetsende belediging, temeer waar deze hem leek te willen scheiden van een vrouw die hij al kende nog voor ze een kleuter was die hem voor de voeten liep.
Heel goed in staat zichzelf te verdedigen zonder de bescherming van de wolfshonden, vond Colton het tijd worden dat Roger Elston zich daarvan bewust werd. De man was blijkbaar niet redelijk meer in zijn passie om Adriana te beschermen… of, beter gezegd, een barrière om haar heen op te richten, teneinde andere leden van het mannelijk geslacht te beletten haar geur op te snuiven.
Hij draaide zich snel om op zijn goede been en liep, zwaar leunend op zijn stok, snel naar het noordelijk eind van het landhuis. Daar rukte hij in de zitkamer een deur open die toegang gaf tot het terras buiten. Op zijn fluitsignaal holden de honden erdoor en verdwenen in de richting van het bos. Colton deed de deur weer dicht en hinkte terug voor de confrontatie met zijn rivaal.
‘Is er iets dat u met me wenst te bespreken, meneer Elston?’ vroeg hij kortaf.
Roger was verbaasd dat Colton zijn naam kende en kon alleen maar aannemen dat anderen in de familie, met name de markiezin, al eerder over hem gesproken hadden. In welke context, zou hij nooit te weten komen. Hij deed zijn mond al open om de ander van repliek te dienen, maar kwam abrupt tot het besef dat de oren en ogen van alle aanwezigen in de hal op hem geattendeerd waren, in laatdunkende verwachting van zijn reactie.
Knarsetandend draaide Roger zijn hoofd om, als een opgesloten stier, en mompelde op onhebbelijke toon: ‘Niet echt.’
‘Mooi!’ snauwde Colton. ‘Misschien wilt u me dan wat ruimte gunnen, zodat ik mijn gesprek met lady Adriana kan voortzetten.’
Colton nam zijn tegenstander met overduidelijke onverschilligheid op, wat de jongere man mateloos ergerde. Onder een warrige bos lichtbruine krullen die over een glad voorhoofd vielen leek zijn gezicht ongewoon jeugdig. Smeulend van woede bleef hij niettemin hardnekkig zwijgen, en Colton trok uitdagend zijn wenkbrauwen op.
Er zit niets anders op dan de man te negeren, dacht Roger woedend en draaide zich nogal pompeus om naar de donkerharige schoonheid. Al wilde hij het nog zo graag, hij durfde haar niet aan te raken, uit angst dat hij openlijk op zijn nummer gezet en voor Coltons ogen vernederd zou worden. Zijn aanwezigheid druiste in tegen elk protocol. Zwijgend impliceren dat hij recht had op een adellijke dame, vooral waar andere edellieden bij waren, was volslagen waanzin.
Zijn leven lang had Roger talloze redenen gevonden om zijn lage afkomst te betreuren, maar nooit zo erg als nu, geconfronteerd met het zeer reële gevaar dat hij Adriana zou verliezen aan een man die alles had, inclusief een recht op haar. Hoewel Adriana niet anders had gekend dan een bevoorrecht leven, scheen ze weinig te zijn beïnvloed door haar nobele status. Niettemin had ze hem nooit enige reden gegeven om te hopen dat haar gevoelens voor hem zich uiteindelijk zouden verdiepen tot iets bevredigenders. Toch had hij iets van dien aard laten doorschemeren tegen zijn vader, die daarop bereid was geweest een aardig bedrag te investeren in een chique garderobe voor Roger. De kleren die voldoende waren geweest voor een docent, hadden inderdaad een schamele indruk gemaakt te midden van de rijke adel. Meer dan eens had hij zich pijnlijk verlegen gevoeld. Maar Roger begon te vrezen dat die extravagantie tot niets zou leiden en zou berouwen dat hij zijn vader had bedrogen. Al deed hij nog zo zijn best bij Adriana een diepere genegenheid te wekken bij, ze bleef hem op armlengte afstand houden en was niet meer dan hoffelijk en vriendelijk tegen hem, en dan nog strikt op háár voorwaarden.